Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 3
(1846)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 266]
| |
dichtstuk met den weidschen titel: Hollandsch bloei, in bloeimaand 1749 hertelijk betoogt in twee Propositien van Z.D.H. den Prince van Oranje enz. dat tegenspraak vond. De Ode die men in dat zelfde werk vindt, doet ons zien dat het Vaster aan geene dichterlijke bekwaamheden ontbrak. Immers regels, als de volgende, geven dit, naar onze gedachten, te kennen: Hij, die gekluistert aen 't vooroordeel van zijn geest,
Van jongs af ingezoogen,
Steeds in een' nevel ziet, daar andren onbevreest
Op vleuglen van 't vernuft na beter zaaken poogen,
Verbaast zich menigmaal
Wanneer kloekmoedigheid, die bergen komt verzetten,
Den sterksten dwingeland doet rollen uit de zaal,
Den moetwil paalen stelt of kerkert door de wetten, enz.
Ga naar voetnoot1.
J.C.K. |
|