[G. Klinckert]
Klinckert (G.), een Gouwenaar, gaf in 1630 in zijne geboortestad een Droef begin, blij-einde spel in het licht, betiteld: Bailju van Suydt-Hollandt ofte ghetoornde vermetelheyt, waarin onder velen, een geselschap van Nickers optreedt, van welke de eerste dus spreekt:
Ba soo, dat gaet er wel, hoe willen w' hem noch knillen
Hoe sal dat Claesjen noch bekercken deur ons billen;
Dat leur, dat teuterquaet; T' is waerdigh eenen hort
Ey rucken we by ons dat jeutge doch van Dort.
Het zal wel genoeg zijn, om te toonen hoe weinig hij beteekende.
R.A.