Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 321]
| |
nuarij 1829, was, ofschoon hij op lateren leeftijd eerst de lier aanvaardde, een gelukkig beoefenaar der Nederduitsche dichtkunde. Zijne verzen vloeijen gemakkelijk en werden, bij de in het licht verschijning, algemeen sterk gezocht. Van hem werden vóór zijnen dood uitgegeven: Eerstelingen der Vrijheid 1814; Krijgsliederen 1815; Ter Nagedachtenis van C. Wertz 1817; en drie deelen Gedichten van 1817-1827. Na zijnen dood, en wel in 1832, is de Godsdienst nog van hem in het licht verschenen. In deze bundels vindt men uitvoerige Leerdichten, Vaderlandsche gezangen, Losse dichtstukjes en Huisselijke poezij, welke allen den edeldenkenden man, die in zijne vaderstad, in zoo menige nuttige betrekking onvermoeid werkzaam was, van eene vereerenswaardige zijde doen kennen. Wij hooren Klijn het liefst in de laatstgenoemde dichtsoort. Dan spreekt de hartelijke vriend, de teederlievende echtgenoot, de achtbare vader uit iederen regel. Ten bewijze, schrijven wij uit zijnen Wiegezang, de volgende coupletten af: Moeder zorgt en moeder waakt,
Dat geen onheil U genaakt,
Dat U band noch doeken prangen
Sluimer, lievling! sluimer zacht,
Moeder houdt bij 't wiegje wacht;
Sluimer in door haar gezangen!
Schommel zachtkens aan den band,
Wiegje! dat het heilig pand
Van mijn liefde moog bevatten;
Schommel zachtkens, geef het rust
Gij omsluit mijn levenslust,
Veel meer waard dan konings schatten.
| |
[pagina 322]
| |
Wat is 't moederhart toch rijk,
Dat zoo groot een liefdeblijk
Van Gods goedheid mogt ontvangen!
Hoeveel heilrijks, hoeveel goeds
Hoeveel zaligs, hoeveel zoets
Geeft het moederlijk verlangen?
Kindje slaap dan rustig in!
Bij uws levens aanbegin
Moet de slaap U krachten geven;
Eenmaal komt voor U de tijd
Dat gij met een noeste vlijt,
Waken moet in 't zorglijk leven.
't Is uw moeder onbekend,
Hoe Uw levenspad zich wendt
Welk een lot U zal verbeiden:
Maar dit weet zij, dierbaar kind!
In den hemel hebt ge een vrind,
Die Uw' wanklen voet zal leiden.
R.A. |
|