Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[A. Camphuyzen]Camphuyzen (A.), een Regtsgeleerde, stelde een' uitvoerigen Herderzang op, getiteld: ‘Landvoogd. Ter verjaring en inhuldiging van zijne doorluchtige Hoogheid den Heere Willem de V tot algemeen Stadhouder der zeeven Vereenigde Gewesten, enz. enz, enz. Te vinden in de Honig-Bije, uitgegeven door Abraham Ferwerda 1768. Het dichtstuk is vloeijend, doch bezit weinig poëtische waarde, evenmin als duizenden bij dergelijke | |
[pagina 5]
| |
gelegenheid in onze taal vervaardigd, waarvan er weinige ons konden bekooren. Het genoemde stuk bestaat in een gesprek tusschen Menalkas en Koridon, die eene taal voeren, welke onze herders zeker niet verstaan veel minder spreken. Dit slechts ten proeve:
Menalkas.
Weyd, weyd, nu onbeschroomd, langs deeze klaverdreeven,
Mijn tierig vee: Wij zien die zaal'ge tijd herleeven
Die voormaals onder Vorst Saturnus heeft gebloeid.
(Gelijk men zegt) De stier en gladde melkkoe loeit
Van blijdschap; berg en dal deelt in de vreugd, de stromen
Verheugen zich, den eik en hooge popelboomen
Zijn blij; nu Landvoogd door zijn need'righeid vermaard,
Na tien en zevenmaal, weer op deez' dag verjaartGa naar voetnoot1.
Van den dichter is ons verder niets bekend. J.C.K. |
|