Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 2
(1845)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Willem Cornelis van Campen]Campen (Willem Cornelis van), een zoon van den voorgaanden, geboren te Leyden, den 11 April 1785, overleden als Predikant te Spaarnwoude-en-Spaarndam den 2 Januarij 1842, heeft zich doen kennen door eenige gelegenheidsgedichten, onder welke dat getiteld: Aan het weldadige Oud Nederland ter gelegenheid van de stormen van 24-26 December 1836 en de door dezelve ontstane rampen en schaden op het Y bij Spaarndam en Spaarnwoude, het laatste is dat hij heeft publiek gemaakt. In 1838 deed hij, | |
[pagina 4]
| |
te Amsterdam, bij C.A. Spin, een bundeltje zijner vroeger afzonderlijk uitgegeven dichtstukken drukken onder den titel van Een twintigtal gelegenheids- en andere Verzen van v.c., waaronder een: Aan het weldadige Oud Nederland enz. Uit dit laatste schrijven wij de volgende regels af: Ja, mijn geboortegrond! ik min U innig teder:
Hier leide een brave vrouw mij in het wiegje neder,
Ze ontsloot mij hier de bron van 't levenkweekend vocht,
En 'k dronk, bij iedre teug, bij elken ademtogt,
Haar warme liefde ook in voor 't heilig land der vaadren,
Mij dierbaar als het bloed, dat omstroomt door mijn aadren.
Dat land is 't Paradijs, waarin mijn jeugd vervloog,
Mijn jonglingschap verdween; - het Land, waarop mijn oog.
Bij voor- en tegenspoed onafgewend bleef staren,
Waarvoor mijn liefde groeit bij 't klimmen van mijn jarenGa naar voetnoot1.
Er is door Van Campen nog een gedicht vervaardigd, tijdens onze inlijving in Frankrijk, op dat onderwerp, het geen zijner puntige pen wel toevertrouwd was. Het was anoniem en is het voorwerp geweest van ernstige, doch vruchtelooze, nasporingen van wege het overheerschend bestuur. |
|