[Jacobus Marinus van Gent]
GENT (Jacobus Marinus van), zoon van Cornelis Jacobus van Gent en Catharina Christina Margaretha Moltzer, werd den 4 November 1809 te Leiden geboren, ontving het onderwijs van den rector F.A. Bosse aan de Latijnsche school, studeerde vervolgens aan de hoogeschool zijner geboortestad, sloot zich in 1830 bij de Leidsche Jagers aan en nam deel aan den tiendaagschen veldtogt.
Te Leiden teruggekeerd nam hij het onderwijs in de oude talen aan het Instituut van Dr. de Raedt te Noordhey op zich en verwierf gedurende zijn verblijf aldaar den titel van doctor in de letteren, na verdediging eener dissertatio de Archelao Macedoniae rege (1834). In 1838 werd hij praeceptor, later prorector aan de Latijnsche school te Delft en overleed 24 November 1867.
Behalve zijne dissertatie gaf hij in 1838 eene overzetting in het licht van Chr. Fr. T. Haackes Abriss der Griechischen und Römischen Alterthumer, waarvan in 1848 een tweede druk verscheen, voorts eene Tabula Historicorum Graecorum, in 1842 een Epistola critica de Duridis Samii reliquiis ad Jan. Ger. Hullemannum, in 1851 (Leidae) Homeri Iliados Rhapsodia 1. critica annotatione aucta, in 1864 Annotationes criticae in P. Virgilii Maronis Aencidem.
Zie Levensb. der Maats. van Ned. Letterk. 1868.