[Pieter Jacob Costerus]
COSTERUS (Pieter Jacob), zoon van Pieter Costerus en Lysbert Pieters Kat, werd den 3 October 1806 te Edam geboren. Na het verlaten der school, werd hij in eene handelszaak geplaatst, doch later verkoos hij het predikambt waartoe hij zich zoo op de Latijnsche school te Hoorn, als aan de Akademie te Utrecht voorbereidde. In 1830 nam hij dienst bij de vrijwillige jagers, in 1833 nam hij het conrectoraat aan de Latijnsche school te Oldenzaal aan en verdedigde in 1834 te Utrecht eene dessert. in Eurededexe Philosophiae locum qui est de amore. In 1835 aanvaarde hij het conrectoraat te Hoorn en in 1840 dat te Arnhem, vervolgens werd hij rector te Sneek en lid van de tweede kamer der Staten generaal, welke laatste betrekking hij bekleede van de opening der zitting op den 13de Februarij 1849 tot de ontbinding der Kamer 20 Augustus 1850. Hij aanvaarde nu weder zijne betrekking te Sneek en overleed aldaar den 16 Maart 1861. Behalve een groot aantal artikelen, vooral over opvoeding, onderwijs en staatkunde, schreef hij over Vaderlandsliefde, Utrecht 1838, over Ironce, Comedie snr Latijne 1839.