[Isaak da Costa]
COSTA (Isaak da), zoon van Daniel da Costa, een geacht handelaar te Amsterdam, en van Rebecca Ricardo, werd den 14den Januarij 1798 aldaar geboren. Van zijne vroege kindsheid af werd de vlugge en levendige knaap door meesters in allerlei vakken onderwezen en, bij zijn ongelooflijk vroege ontwikkeling, reeds op achtjarigen leeftijd op de Latijnsche school opgenomen. In 1811 verliet hij haar met het uitspreken van een door hem zelven vervaardigd Latijnsch dichtstuk over de twaalf werken van Herkules. Een jaar later vervaardigde hij zijn eerste Hollandsch vers, de lof der dichtkunst, door zijn leermeester Lemans in het Hebreeuwsch vertaald, en in 1813 verscheen zijn dichtstuk De verlossing van Holland, waarmede hij op eene waardige wijze aan de zijde van Bilderdijk (die toen een bundel Hollands verlossing getiteld, in het licht gaf) optrad en het was ook in dien tijd dat hij met dezen en D.J. van Lennep in kennis geraakte. In 1815 werd hij student te Amsterdam en kwam bij Bilderdijk in huis wonen, hetgeen op zijne vorming en smaak van ontzaglijk grooten invloed was; met Bilderdijk ging hij in 1817 naar Leiden, promoveerde in 1818 in de regten, na het verdedigen van een proefschrift de conditionibusi L.B. 1818 vv.) en in 1821 in de letteren, bij welke gelegenheid hij een Specimen exhibens Quaestiones de Phil. Theor. et Litter. Human. (L.B. 1821) verdedigde.
In hetzelfde jaar liet hij den Israëlitischen godsdienst varen, om de Hervormden aan te nemen, voor welken hij van dien tijd een ijverig apostel werd. Na zijn doop en dien zijner echtgenoote, vestigde da Costa zich te Amsterdam, waar hij zich weldra bezig hield met het voordragen aan eenige zijner vrienden aldaar van de denkbeelden door hem uit het onderwijs van Bilderdijk geput over de taalwetenschap in het algemeen; vervolgens behandelde hij op dezelfde wijze de worstelingen over de leer van zonde en genade, zoo als die eerst op de kerkvergaderingen van Carthago, Milevum en Oranje, later in de 17de eeuw in ons vaderland hebben plaats gehad. Hij bewerkte sommige gedeelten van de laatste voor de pers: zij verwekten een storm van tegenstand. Na dien tijd echter gaf hij in 1823 het meest gerucht makende van al zijne werken, de Bezwaren tegen den geest der Eeuw, bij de verschijning van welk geschrift een kreet van verontwaardiging opging en zich vele letterkundigen van hem verwijderden, maar voorstanders der oude beginselen in kerk en staat sloten zich bij hem aan. Zijne Zondags-avond godsdienstoefeningen, eerst voor zijne huisgenooten, later voor een uitgebreider kring gehouden, gaven aanleiding dat hij zich