[J. van Bockholtz]
BOCKHOLTZ (J. van) werd 18 October 1816 benoemd tot commissaris om het bestuur van Banjermassing op zich te nemen. Hij kwam er den 23sten November en werd door den Sultan goed ontvangen. De staat van zaken was er ellendig. Het fort bevatte slechts bouwvallige huizen, die op instorten stonden, de kazernen waren zoo slecht, dat de troepen in een peperpakhuis gelegerd moesten worden, het residentiehuis was in een onherstelbaren toestand. De Engelschen hadden alles verwaarloosd, het kruid medegenomen, de affuiten der kanonnen lagen in stukken gebroken, een troep bannelingen zwierf rond, zonder toezigt, geheel aan zich zelf overgelaten. Eer aan eenige verbetering te denken viel, moest van Bockholtz eene overeenkomst met den Sultan hebben tot stand gebragt. Zoodanig contract werd op den 1sten Januarij 1817 gesloten. Daarop werd door hem het bestuur georganiseerd en J.B. Benoit tot adsistent resident aangesteld. Deze bragt van lieverlede in alles orde en regelmaat. Van Bockholtz keerde naar Batavia terug toen den goeden gang van zaken voldoende verzekerd was.
In Junij 1818 werd hij ook naar de Westkust van Borneo gezonden. De vorsten te Pontianak en Sambas hadden zelf verzocht, dat op die plaatsen eene Nederlandsche bezetting komen mogt. Van Bockholtz verrigtte hier echter weinig, daar hij meestal ziek was, hetgeen hem belette om met voortvarendheid te werk te gaan. Hij werd derhalve terug-