In 1825 tot doctor in de geneeskunde bevorderd op eene dissertatie: de Thea, vestigde hij zich als geneesheer te Hoorn, maar werd reeds na verloop van weinige maanden benoemd tot hoogleeraar in de wiskunde te Gent.
Ten gevolge van de afscheiding van België, werd hij in 1831 benoemd tot hoogleeraar in de plant- en huishoudkunde te Utrecht.
Hoewel door de omstandigheden aan de beoefening van een geliefkoosd vak ontrukt, legde hij zich met verjongden moed toe op de vakken van wetenschap, die hij zich thans zag toevertrouwd. Getuige de vele geschriften, die sedert van zijne hand het licht zagen.
Hij was in 1828 gehuwd met vrouwe Johanna Theodora van schermbeek en overleed in 1859. Uit zijn huwelijk zijn zes zoons en drie dochters geboren.
Part. berigt.