bijgestaan, de staten te bewegen haren zoon tot kapitein-generaal en stadhouder van Holland te bevorderen en de acte van seclusie te vernietigen. Kort na dat Karel naar Engeland was weêrgekeerd, volgde zij hem, stierf aldaar den 3 van Louwmaand 1661 na een ziekte van zes of zeven dagen aan de kinderpokjes en werd den achtsten daaraanvolgenden in het graf van Hendrik VII bij haar broeder te Westmunster begraven. In een vooral aardig Wittiaansch pamflet (Het tweede deel van den opregten Hollandschen bootsgezel, bl. 20, 21) worden koning Karel en de hertog van York beschuldigd haar, en te gelijk haar en hun broeder vergiftigd te hebben. Men vindt o.a. haar afbeeldsel ook voor den tweeden druk (Dordrecht 1643) van de Utnementheyt des vrouwelyken geslachts, door den autheur (J. van Beverwijck) aan haar opgedragen. Zij wordt daar voorgesteld op 12 jarige leeftijd (Anno 1643. Aetat. XII), bij Samson, Hist. de Guill. III, T. I. komt haar afbeeldsel voor als princesse douairière.
Zie Rapin Thoiras, Abrégè de l'Hist. d'Angleterre, T. III. p. 177; Thurloë, Pupers, Vol. II. p. 273, 318, 550, Vol. IV. p. 88, 123, 124, 169, 300, 722, Vol. V. p. 593, 713; T. VI. p. 412, 467 Burnet, Mém. pour la Gr. Bretagne, T. I. p. 339, 340; Wicquefort, Hist. de Prov. Un. T. I. p. 217, 218; Preuves, T. I. p. 802, 785, 786, 794, 795; Mémoir. de Fr. Henr. p. 277, 278-280; 301 302; Leven van Fred. Hendrik, D. II. bl. 352, 353, 355, 465; Samson, Hist. de Guill. III, T. I. p. 121, 129, 135, 179, 346. Nassouer Heldens Pronktooneel, bl. 259, 476, 653, 657, 667; Montanus, Lev. en bedrijf. van Willem Hendrik, bl. 35, 51; Aitsema Zaken v. staat en oorl. D. II. bl. 545, 621, 622, 709, 731-736, 741, 747, 748, 750, 771, 814, D. III. bl. 449, 461, 551, 554, 555, 650, 872, 873, 874, 928; D. IV. bl. 619, 742; Holl. Merc., 1650-1661 passim.; Verv. op het lev. v. II. de Groot, bl. 280; v. d. Capellau, Gedenks. D. II. bl. 443, 444; Briev. v.J. de Witt, D. IV. bl. 23, 29, 30, 34, 35, 38, 58; Wagenaar, Amsterd. 5 st. bl. 150; Vad. Hist. D. XI. bl. 297-301, D. XII. bl. 130, 138, 142, 327, D. XIII. bl. 34, 37, 38; van Wijn, op Wagenaar, D. XII. bl. 68, 69; D. XIII. bl. 1, 15, 20, 29, 30, 33, 35; Cerisier, Tafer. der Algem. Gesch. des Vaderl. D. VI. bl. 146; Bilderdijk, Vad. Gesch. D. XII. bl. 30 v., 50 v., 66, 74-76, 85-87, 104, 143 197, 207-214,
219, 221; Tranen op den dood van Maria, princes van Oranje, 1661; Chr. v.h. Hist. Genoots. 1556, bl. 55, 56; Groen van Prinsterer, Archives de la maison d'Orange-Nassau 2e Serie (Ind.) Koning, Het slot Ilpendam. bl. 26, 33, 34; Onpart. Chron. 5e dr. p. 109; Klinkhamer, Dagwijzer der Geschied.; van Loon, Ned. Hist. pen. D. II. 2e Reg.; Muller, Cat. v. portr.