[Johannes van Cuyck]
CUYCK (Johannes van), ook Cautius of Cauchius, geboren te Utrecht op het einde der vijftiende eeuw, was de zoon van Anthonie van Cuyck en Gouburg Pijll, dochter van Bruynink Pijll, schepen van Utrecht. Hij legde zich met ijver op de fraaije letteren en regtsgeleerdheid toe en werd een zeer geleerd man, die in zijne geboorteplaats onderscheidene eerambten bekleedde. Hij was van 1534 tot 1543 herhaalde malen raadsheer, werd viermalen tot schepen verkozen en bekleedde in 1543 de waardigheid van burgemeester der stad. Hij overleed te Utrecht den 15den December 1566 en was gehuwd met Elisabeth van Moerendaal, die hem verscheidene kinderen schonk, waaronder Anthony, die volgt.
Van Cuyck stond met vele geleerden in vriendschapsbetrekking en schreef of gaf uit de volgende geschriften:
Aemelius Probus, de vitis imperatorum Graecorum, studio ac cura J. Cauchii restitutus. Ultraj. 1542, 8o.
M.T. Ciceronis, Officiorum libri tres, cum animadversionibus etc. Antv. 1568 en 1576.
Notae in D. Paulini poëmata.
Verder vervaardigde hij noten op Flavius Charisius, op Ausonius en anderen, die evenwel nimmer het licht hebben gezien.