[Willem van Croy]
CROY (Willem van), markgraaf van Renty, graaf van Bourbourg, heer van Chiévres, jongste broeder van den voorgaande, werd in 1527 geboren, diende van zijne jeugd af aan in de legers van keizer Karel V en later in die van Filips II. In den slag bij Grevelinge was hij kolonel der kavalerie en bragt daar niet weinig tot de overwinning toe. Tot belooning van zijne diensten, benoemde hem Filips II in 1559 tot ridder van het Gulden Vlies. Hij overleed op zijn kasteel te Renty den 1sten Augustus 1565. Zijne vrouw, Anna van Renesse, volgde hem den 11den November 1586 in het graf, en hun schoonzoon, Emanuel Philibert van Lalaing, rigtte in de kerk te Chièvres, op het midden van het koor, alwaar beide begraven zijn, eene prachtige graftombe voor hen op. Zijn wapen was als dat van Antonius van Croy, doeh met een surtout gevierendeeld; 1 en 4 van azuur met drie leliën 2 en 1 van zilver, 2 en 3 een veld van keel, en voorts een ecusson van zilver met hermelijnen. Zijne legpenning wordt bij van Loon afgebeeld, en zijne zinspreuk was; Souffrir vaincra Croy. (Croy zal 't lijden overwinnen), die van zijne vrouw was: Doubter n'en fault Renesse. (Renesse moet er niet aan twijfelen.) Uit hunnen echt werden twee dochters geboren; de oudste, Louize, was eerst gehuwd met Maximilaan van Bourgondië heer van Veere, daarna met Johan van Bourgondië heer van Fromont; de tweede, Anna, was eerst gehuwd met Emanuel Philibert van Lalaing, baron van Montigny heer van Condé, later met Filips van Croy, graaf van Solre enz.
Zie Maurice, le blason des armoiries de tous les Chevaliers de l'ordre de la toison d'or; p. 264; van Loon, Beschrijv. der Ned. Hist. Penn., D. I. bl. 38; van Mieris, Hist. der Nederl. Vorst. D. III. bl. 225; Kok, Vaderl. Woordenb., D. X. tegenover bl. 571; de Reiffenberg, Memoir. du duc Charles de Croy, p. 1, 2, 324, 326.