Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Mr. Bernard Costerus]COSTERUS (Mr. Bernard), werd geboren te Woerden den 17den Junij 1645. Zijn vader was Albertus Costerus, meermalen Burgemeester en tevens Secretaris van het Groot Waterschap van Woerden, en zijne moeder Elizabeth t' Wild. Na in de gronden der wetenschappen in zijne geboorteplaats onderwezen te zijn, oefende hij zich te Gouda, onder den Rector Woerdanus, in het Grieksch en Latijn, vanwaar hij naar de hoogeschool te Leiden vertrok, alwaar hij den 28sten September 1668 tot Doctor in de beide regten bevorderd werd, na het verdedigen zijner dissertatie: De vulgari et pupillari substitutione. Hij zette zich daarna te 's Hage neder als | |
[pagina 773]
| |
advokaat, van waar hij weldra vertrok, daar hij den 29sten Maart 1670 door Dijkgraaf en Heemraden van het Groot Waterschap van Woerden tot hunnen advokaat was aangesteld; ook werd hem den 2den Mei daaraanvolgende het secretariaat van die stad en het Baljuwschap opgedragen. In die betrekking bragt hij veel bij tot leniging der ramp, door de komst der Franschen in 1672 en 1673, te Woerden en omliggende plaatsen veroorzaakt. Op den 31sten October 1684, werd hij verkozen tot Burgemeester van die stad, doch ten gevolge van verschillende onaangenaamheden, hem in zijne betrekkingen aangedaan, bedankte hij in November 1684 voor den post van Secretaris, en den 1sten Mei 1685 voor dien van Burgemeester, en zette zich op den huize Batenstein in de provincie Utrecht neder, terwijl hij des winters te Utrecht woonde en daar de regtsgeleerde praktijk gratis uitoefende. Op aanzoek van eenige vrienden, begaf hij zich met der woon naar Gouda, doch verbleef aldaar slechts één jaar, en keerde toen naar Batenstein terug, met het voornemen om aldaar zijne dagen te eindigen. Door den dood van zijn broeder Gijsbert Costerus, den 27sten Julij 1704, die Secretaris van het Groot Waterschap van Woerden was, kwam deze betrekking vakant, en om die in zijne familie te behouden, nam hij de waarneming daarvan op zich, tot dat zijn broeders zoon Willem de vereischte jaren zou verkregen hebben, aan wien hij er dan ook in 1715 afstand van deed. Gedurende dien tijd was hij ook weder advokaat van dat collegie, hetwelk hem noodzaakte zich eenmaal 's weeks naar Woerden te begeven. Costerus was den 20sten September 1678 in het huwelijk getreden met Lucretia Ormea, dochter van Abraham Ormea, Heer van 's Gravesloot en Batenstein, die bij de komst der Franschen van zijn landgoed naar Woerden gevlugt, en aldaar door de familie van Costerus met vriendschap ontvangen was. Deze vrouw, die hem eene dochter schonk, die jong overleed, ontviel hem op den 1sten Maart 1714, waardoor Costerus er toe besloot, om zijn landgoed Batenstein te verkoopen. Die verkoop had plaats aan zijne vrouws nicht Jacomina Clotterbooke, wier zuster Eva gehuwd was aan den Hoogleeraar Pieter BurmanGa naar voetnoot(1), en die aan Costerus den voorslag deed, om te zamen des zomers op Batenstein te wonen, waaraan hij gehoor gaf, tot dat in 1733 deze nicht kwam te sterven. Nu van alle gezelschap beroofd, besloot hij het geheele jaar te Utrecht te verblijven, en hier zou hij zijne dagen geëindigd hebben, indien zijne eenige overgeblevene zuster, die na den dood van haren echtgenoot zich te Woerden | |
[pagina 774]
| |
had nedergezet, hem niet had overgehaald om zijne huishouding op te breken en te Woerden te gaan wonen. Hieraan gaf hij gehoor, doch was er naauwelijks eene maand geweest of hij stierf, wordende des morgens den 5den October 1735, dood in zijn bed gevonden. Costerus was een man van een uitnemend karakter en van goede zeden. Hij voegde bij ware godsvrucht, goedaardigheid en mededeelzaamheid, en onderscheidde zich door matigheid in levenswijze, aangenaamheid in gezelschap, warme vriendschap en groote bezadigdheid. Hij was een ijverig voorstander der vrijheid en volksvoorregten, en bejammerde de rampen die zijn vaderland door de overheersching der Franschen onderging. Hij was geen vriend van het vorstelijk stamhuis van Oranje, en ergerde zich aan de ongepaste middelen, die ter verheffing van Willem III werden aangewend. Doch hoe ook verbonden aan zijne staatkundige beginselen, zij zouden hem nooit hebben kunnen overhalen, aan beraadslagingen of plannen, die met de bestaande orde of gehoorzaamheid aan de overheid in strijd waren, deel te nemen. Het werk waardoor Costerus zich naam gemaakt heeft, is getiteld: Historisch Verhaal, ofte eene Deductie van zaaken, raakende het formeren van de Republique van Holland en West-Vriesland, de veranderinge in de Regeringe, met den gevolge van dien, zedert den jare 1572. Ende het geene dezelve Republique naar het verlopen van een eeuwe in den jaare 1672 is overkomen; bijzonder van het voorgevallene in de jaaren 1672 en 1673, in ende omtrent de Steden Wourden en Oudewater, waarbij de schrijvers van dien tijdt werden wederlegt. Utrecht 1707, 4o., 2de druk vermeerderd, Leiden 1727, 4o., met het leven van den schrijver, 3de druk, Leiden 1737, 4o. Dit werk is in twee deelen verdeeld. In het eerste gedeelte zoekt de schrijver te betoogen het regt van Woerden en Oudewater, om ter dagvaart in Hollands staatsvergadering te verschijnen. Het tweede gedeelte behelst een verhaal van de rampen, die inzonderheid Woerden in 1672 en 1673 hebben getroffen. Voorts wederlegt hij sommige plaatsen uit Valkenier's Verward Europa, Sylvius vervolg op Aitsema en de Annales des Provinces Unies van Jacobus Basnage. De stijl van dit werk is hoogst onaangenaam, en de inhoud draagt blijken, dat de schrijver de staatsgezinde partij was toegedaan.
Zie de voorrede van het werk van Costerus; Saxe, Onomast. Lit. T. VI. p. 113-114; de Chalmot, Biogr. Woordenb. |
|