[Willem Coolhaes]
COOLHAES (Willem), of Koolhaas, was waarschijnlijk een bloedverwant van den voorgaande, en werd geboren te Deventer den 11den November 1709. Aldaar genoot hij het eerste onderwijs en begaf zich toen naar de Utrechtsche Hoogeschool, waar hij zich zoowel op de godgeleerdheid als op de kennis der Oostersche talen en oudheden toelegde. Na de verdediging eener taalkundige verhandeling over de woorden τυõτις, τυõτος en τυõτϵυϵιυ, werd hij den 4den April 1735 proponent, en den 1sten December 1737 tot predikant te Langerak over de Lek bevestigd. Ruim vijftien jaren verkondigde hij hier het Evangelie, en werd toen tot Hoogleeraar in de Oostersche talen en oudheidkunde aan het Athenaeum te Amsterdam benoemd. Hij nam den 4den November 1753 van zijne gemeente afscheid en aanvaardde zijne nieuwe betrekking den 4den Januarij 1754, met eene Oratio de Grammatica sacra omni vero Theologo summo studio et ἀκϱιβϵία excolenda eaque a variis sordibus ac naevis (quibus adhucdum eam conspurcatam censebat) repurganda et defaecanda, (d.i. over de noodzakelijkheid der heilige taalkunde voor elken waren Godgeleerde, en dat dezelve van vele fouten en duisterheden, waarmede zij tot nog toe besmet is, moet gezuiverd worden), welke oratie in druk is uitgekomen. Den 31sten Januarij 1755 werd hij beroepen tot predikant te Amsterdam, en den 2den Maart van dat jaar bevestigd. Getrouw bleef hij werkzaam tot zijnen dood, die den 30sten Mei 1773 plaats vond. Hij werd den 4den Junij in de Oude kerk
begraven en was den 6den April 1756 te Amsterdam gehuwd met Maria Margaretha Makreel, bij wie hij geene kinderen verwekte. Zijne afbeelding gaat in prent uit.
Behalve door de reeds genoemde oratio, maakte hij zich door de volgende werken bekend:
Dissertationes Grammatico-Sacrae, quibus analogia temporum et modorum Hebraeae linguae investigatur et illustratur, Amst. 1755. 8o.
Observationes Philologico-exegeticae in quinque Mosis libros aliosque libros Historicos Veteris Testamenti, Amst. 1755. 8o.
Dissertatio de interrogationibus in Sacro Codice Hebraeo non temere admittendis, Amst. 1758. 8o.
Curae secundae circa interrogationes, Amst. 1762.
Jakobs worstelingen met God, of Leerredenen over Gen. XXXII. vs. 24-32, Amst. 1768. 4o.
Het Geloof en Hoop van den vromen en lijdzamen Job, vertoond in drie Leerredenen. Amst. 4o.
Zie Boekz. der gel. Wereld, 1737 b. bl. 488, 720, 1773 a. bl. 713-715; Croese, Kerk. Reg. der Pred. van Amst., bl. 304-306; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; van Lennep, Illustr. Amstel. Ath. Memor., p. 250; Glasius, Godgel. Nederl., D. I. bl. 298; Muller, Cat. van Portrett., bl. 143.