[Petrus Colonius]
COLONIUS (Petrus), zoon van Mr. Willem Colonius, advokaat en rentmeester van de Domeinen van den Koning van Spanje te Gent en van Magdalena van Wijmersch, werd geboren te Gent, was predikant te Metz in Lotharingen en een boezemvriend van Calvijn en Beza. Hij bewees aan de Fransche Hervormden op vele plaatsen belangrijke diensten, en predikte te Metz heimelijk in de huizen tot in het jaar 1561, wanneer hij gevangen en uit de stad gebannen werd. Hij kwam echter weldra terug, nadat den Hervormden vrije godsdienstoefening was toegestaan en verbleef aldaar tot 1564, toen zijne kerk vernield werd, en hij zich met levensgevaar moest wegmaken. Hij vertrok naar den Paltz, en werd tot Hoogduitsch predikant te Heidelberg beroepen, alwaar hij in den bloei zijner jaren overleed. Hij behoorde tot de eerste overzieners en goedkeurders van de Nederlandsche geloofsbelijdenis, door Guido de Bres opgesteld, en door dezen aan Colonius ter overweging toegezonden; de waarheden daarin vervat, bleef hij steeds getrouw en voedde zijn zoon Daniel, die volgt, in hare leer en vermaning op, zijne goedkeuring aan dezelve bevestigde hij later te Frankenthal in den Paltz, in het bekende gesprek aldaar, tusschen eenige Hervormde godgeleerden met de Wederdoopers in 1571 gehouden, waaraan Colonius deelnam. Hij was te Metz den 13den April 1562 gehuwd met Sara Ackerman en hunne dochter Sara huwde met Daniël de Dien, laatst predikant te Vlissingen.
Zie Vrolikhert, Vlissings. Kerkh., bl. 38 en 39; W. te Water, Tweede Eeuwget. van de Geloofsbelijdenisse der Geref. Kerk van Nederlant, bl. 19 en 20; Kok, Vaderl. Woordenb., D. X. bl. 477.