te Deventer, voor den tijd van drie jaren. Van daar vertrok hij naar Zwolle, voorts naar Alkmaar, toen naar Muiden en overleed in 1514. Meerdere bijzonderheden zijn ons van hem niet bekend. Hij schreef:
De Laudibus Philosophiae.
De secta Diogenis lib. 1.
Epistolam mythologicam ad Pancratium.
Sylvam Carminum libr. 1.
Zie Sweertius, Athen. Belgic., p, 155; Revius, Daventr. Illustr., p. 145, 171; Delprat, Verhand. over de Broedersch. van G. Groete, 2de druk, bl. 74