[Mr. Jacob van Citters]
CITTERS (Mr. Jacob van), een neef van den voorgaande en zoon van Caspar van Citters en van Magdalena Verheije, geboren te Middelburg den 3den December 1708, werd, na volbragte studie aan de hoogeschool te Leiden, op het verdedigen van eene verhandeling: de Judiciis publicis, den 21sten Junij 1728, tot Doctor in de beide regten bevorderd en vestigde zich als Advokaat te Middelburg, waar hij Bewindhebber der Oost-Indische Compagnie, en in het jaar 1747 Burgemeester werd, in welke betrekking, die hij nog tienmaal daarna waarnam, hij zich wegens kunde en ervarenheid in onderscheidene commissiën benoemd zag; zoo maakte hij in 1747 deel van de bezending aan Willem IV, Prins van Oranje, om hem met zijne aanstelling tot Stadhouder Kapitein-Generaal en Admiraal van Zeeland bekend te maken. In 1761 werd hij door de Staten van Zeeland, als exercerende het Stadhouderschap voor den minderjarigen Prins Willem V, aangesteld tot Gecommitteerde wegens den Eersten Edele in de Staten van Walcheren.
Hij overleed den 29sten Maart 1792, en was gehuwd met Anna Sara Boudaen, bij wie hij twee zoons en ééne dochter verwekt had. Zijne zoons waren: Jacob Verheije van Citters, die later volgt, en Caspar Jacob van Citters, in 1801 kinderloos overleden.
Zie Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XX. bl. 78; Vaderl. Hist. ten verv. op Wagenaar, D. XIII. bl 247, 271, 278, uit familiepapieren aangevuld.