der Vereenigde Nederlanden en van de Ed. Groot Mog. Heeren Staten van Hollandt en West-Vrieslandt, mitsgaders van de Ed. Mog. Heeren Staten van Zeelandt, waarby noch gevoeght zyn eenige Placaten van de voorgaende Graven en de Prinsen derselver Landen voor sooveel dezelve als noch in gebruyck zyn. 's Gravenhage 1658 en 1664 fol., welk werk naderhand eerst door Simon van Leeuwen vervolgd is tot 1682, daarna door Mr. Jacobus Scheltus tot 1700, voorts door Mr. Paulus Scheltus tot 1720, vervolgens door Mr. Isaac Scheltus tot op het jaar 1750; terwijl later door Mr. Didericus Lulius en Mr. Johan van der Linden er een achtste en door den laatste een negende deel is bijgevoegd, loopende tot 1794, zoodat dit werk nu negen deelen in folio beslaat. Het is abusivelijk dat de beide eerste deelen door Jacobus Scheltus aan den volgende Iman Cau worden toegeschreven.
Zie Groot Placaetboek, D. III. en D. V., aen den Leser; de la Rue, Gelett. Zeel., bl. 50; van Abkoude, Naamreg. van Nederd. Boeken, D. I. St. I. III en IV, van Abkoude en Arrenberg, Naamreg. van Nederd. Boeken; Vreede, Geschied. van den Hooge Raad in het Jaarboekje voor de Regt. Magt 1839, bl. 52; uit familio-papieren aangevuld.