[Mr. Iman Cau]
CAU (Mr. Iman), kleinzoon van den voorgaande, zoon van Nicolaas Cau en van Catharina de Jonge, geboren den 17den Januarij 1601, waarschijnlijk te Zierikzee, werd den 9den Julij 1644, te gelijk met Willem Dedel, Griffier bij den Hoogen Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland, doch nam, na het overlijden van Dedel, in 1650, dit ambt alleen waar. Hij overleed den 13den Julij 1683, en verwekte bij zijne eerste echtgenoote Louise Sweerts de Weerdt, elf zoons en 10 dochters, van welke hem vijf zoons en vier dochters overleefden. De zoons waren: Nicolaas Cau, Heer van Bommenede, Raad en Pensionaris, Secretaris en in 1673 Burgemeester van Zierikzee; Roeland Cau, die geweest is Hoog-Baljuw en Schout van Hulst en Hulster-Ambacht; Johan Cau, Ridder, Heer van Domburg, Kiesheer der Stad Middelburg, Bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie ter Kamer Zeeland; Bartholomeus Cau, President in den Raad van Vlaanderen en Mr. Iman Cau, die later volgt. Uit het tweede huwelijk met Catharina Hesselt de Dinther, werden geene kinderen geboren.
In de voorrede van het 4e deel van het Groot Placaetboeck zegt Jacobus Scheltus, dat men de twee eerste deelen dier verzameling aan Iman Cau verschuldigd is. Intusschen zijn beide door den Advokaat Cornelis Cau in het licht gegeven, en staat op den titel van elk der volgende deelen, den zelfde naam geplaatst. In het berigt van Scheltus moet dus eene drukfeil zijn ingesloopen. Ten minste, verklaart de Advokaat Cau zeer duidelijk, dat hij het werk heeft te zamengesteld.
Zie van Leeuwen, Bat. Ill. bl. 1484; Vreede, Geschied van den Hoogen Raad in het Jaarb. voor de Regt. Magt. 1839 bl. 52, uit famielie-papieren aangevuld.