nunnik, en nog in het zelfde jaar tot Geheimschrijver van het kapittel te Haarlem. Vervolgens werd hij den 25sten Februarij 1618, door den Bisschop Filips Rovenius tot Proost van Haarlem of Opper-Pastoor over de vier Kapellanen bevorderd, en in 1628 tot Deken van het kapittel verkozen, alsmede tot Aartspriester van Kennemerland en Viearis van den Bisschop, gedurende diens afwezen. Hij stierf onder het waarnemen van deze bedieningen te Haarlem, den 12den Januarij 1641, en werd opgevolgd door zijnen broeders zoon Boudewijn Cats, die volgt.
Zijne beeldtenis gaat in plaat uit gegraveerd door P. Soutman in folio.
Zijne zinspreuk was: Justus ex fide vivit (De regtvaardige leeft door het geloof).
Zie van Berkum, Beschr. van Schoonh., bl. 457 en 458; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Algem. Konst- en Letterb., 1846. D. I. bl. 356,