[Hendrik Carré]
CARRÉ (Hendrik) of Carrée, een zoon van den voorgaande, geboren te Amsterdam den 2den October 1656, werd door zijnen vader tot Predikant opgeleid, en te dien einde op de Latijnsche Scholen besteld, doch grootelijks tegen zijnen zin, want zijne genegenheid bepaalde zich tot de teeken- en schilderkunst; ook besteedde hij zijne ledige uren, buiten kennis van zijnen vader, om zich in het teekenen te oefenen; dan de oude man werd het gewaar, en de jongeling dikwijls door hem om die onverzettelijke neiging bekeven. Reeds was hij tot de vijfde school bevorderd, toen zijn vader kwam te sterven; en zijne moeder, ziende dat hij eenen onverwinnelijken tegenzin in de studie had, liet hem zijne aangeboren neiging opvolgen en bestelde hem te dien einde bij den Schilder Jurriaan Jakobs, van wien hij eenige tijd onderwijs genoot, waarna hij onder opzigt van den beroemden Jakob Jordaaus geraakte. Hier nam hij zijne tijd ijverig en naarstig waar, en vorderde in korte jaren dermate, dat hij de verdere lessen van zijnen meester kon missen, op zijne eigen wieken drijven, en zich naar levendige voorwerpen oefenen. Doch reeds een goed meester geworden zijnde, die zich in staat bevond met de kunst ruimschoots zijn brood te winnen, werd hem door de Prinses Albertina, Weduwe van Prins Willem Frederik van Nassau, eene Vaandrigsplaats bij het krijgsvolk aangeboden, welke hij aanvaardde, verwisselende alzoo het penseel met den degen.
Toen Groningen in het jaar 1672 door den Munsterschen Bisschop Barend van Galen belegerd werd, was hij met zijn regiment binnen die vesting, en hielp haar tegen dien trotschen kerkvoogd dapper en manmoedig verdedigen. Daar ech-