[Michiel Carré]
CARRÉ (Michiel) of Carrée, een broeder van den voorgaande, geboren te Amsterdam, omstreeks het jaar 1628, had tot eersten leermeester zijnen bovenvermelden broeder en vervolgens Nikolaas van Berghem, onder wiens opzigt hij zulke voorspoedige vorderingen maakte, dat hij een goed meester werd in het schilderen van landschappen en beesten; doch zijne manier verschilde grootelijks met die van zijnen meester, ook was die op verre na zoo goed niet, en zweemde naar de manier van Lionen of van der Leen. Op zijn eigen wieken drijvende, begaf hij zich naar Engeland, en woonde eenige jaren te Londen; doch het schijnt, dat de fortuin hem daar niet zeer gunstig was, want hij kwam weder naar zijne geboorteplaats terug en verbleef daar, tot dat hij door Frederik I, Koning van Pruissen, in de plaats van Abraham Begijn, tot zijnen Hofschilder geroepen werd; hoewel hij Begijn niet evenaarde, genoot hij daar echter een goed jaargeld, en bleef aan het Hof tot 's Konings dood, den 16den Maart 1713, toen hij nevens onderscheidene medgezellen bedankt werd. Hierop begaf hij zich weder naar Holland, en hield zich meest te Amsterdam op, hoewel met weinig voorspoed, doordien hij voor de kunsthandelaars, die in het geheel niet scheutig vallen, moest schilderen; ook was zijne manier niet uitlokkende, dewijl zijne keuze zich meest bepaalde tot het verbeelden van donder, bliksem, loeijende orkanen en andere gelijksoortige, onbevallige onderwerpen; de liefhebbers vonden er ten minste zoo veel smaak niet in, als hij wel gewenscht zou hebben.