Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 14]
| |
waarna hij zich eenige tijd te Dordrecht ophield. Hier was hij gehuisvest bij den herbergier Jan Smidt, wiens huis een moordkuil was, waar men de reizigers veelal vermoordde, om ze van hun geld en goed te berooven. Eene der dochters van den huize, met name Janneke Smidt, die een afschuw had van het bedrijf harer ouders, genegenheid voor hem hebbende opgevat, redde hem echter uit het gevaar, dat hem boven het hoofd hing, en begaf zich, in het jaar 1535 of 1537, met hem naar Venetië. Hier was hij een waardig leerling van Titiano Vecelli, meer bekend onder den naam van Titiaan, zoodat het geoefendste oog naauwelijks zijne schilderstukken van die des genoemden meesters kan onderscheiden. Van Venetië reisde hij naar Napels, waar hij in 1546 overleed. Hij was in de voortbrengselen van zijn penseel een getrouw navolger der natuur, waarom deze dan ook bij kenners in hooge achting staan. De teekeningen van van Calcar, met pen en krijt, bezitten geen minder kunstwaarde dan zijne schilderstukken.
Zie Balen, Beschrijv. van Dordrecht, bl. 819-827; van Mander, Leven der Schilders, Dl. I, bl. 102-105; Aanh. op G. Nieuwenhuis, Woordenb. van Kunst en Wetens. |
|