[Hendrik van Calcar]
CALCAR (Hendrik van), geboren te Calcar in het Hertogdom Kleef, ten jare 1328, volbragt een gedeelte zijner letteroefeningen te Parijs, waar hij Baccalaureus in de Godgeleerdheid werd. Kort daarna zag hij zich met een kanunnikaat te Keulen en vervolgens met een te Keizersweerd begiftigd. Na verloop van eenige tijd beving hem echter de lust om een meer afgetrokken leven te leiden, diensvolgens verliet hij zijne kerkelijke beneficiën en werd, in 1366, Karthuizer Monnik in het klooster van St. Barbara te Keulen. Omstreeks 20 maanden daarna verkoos men hem tot Abt van het Karthuizerklooster Monnikhuizen bij Arnhem. Na nog in onderscheidene andere kloosters van zijne orde de waardigheid van Abt of Prior te hebben waargenomen, werd hij ten laatste in dat van Straatsburg geplaatst, waar hij in eene werkzame uitoefening van zijne ambtsbezigheid verbleef, tot omtrent 1397, toen hij er zich van ontsloeg en zich naar Keulen begaf, ten einde in die stad zich alleen met werken van godvrucht en nederigheid bezig te houden. In het begin van het jaar 1408 door eene beroerte overvallen, overleed hij den 20sten December van dat jaar, in eene geur van heiligheid.
Van Calcar was voor de tijd waarin hij leefde, bijzonder ervaren in den gewijde en ongewijde geschriften en zeer geschikt in het besturen van gewetens en andere zaken.
Van hem zien het licht:
Epistola de rebus diversis tractans fol.
Psalterium aut potius Rosarium in laudem B. Virginis Mariae, CL. dictionibus constans. Col. 1448.
Zie Sweertii Athen. Belg. pag. 331, de Chalmot Biogr. Woordenb.