Zutphens liedboek

[p. 180]

[46. Denn dollenn hoett denn wil wy auffsettzen]^*

I
Denn dollenn hoett denn wil wy aůffsettzen,¹
denn dollen hoeytt, den nemptt ins gůtt.²
denn sal sie dragen, denn moett sie dragen.³
den kwarům¹ etc.⁴
allett he!⁵
end sol my morgen aldenn dach
mein hofftien² schv̊veren,⁷
laett schweren datt schweren will!
so drinck wir heyll intt seyll!³⁹
datt⁴ wintien⁵ moett dar inn.¹⁰
watt⁶ baetten my 1000 nobelenn,
wantt wy begraben sin! etc.¹²

* (M. blz. 110)
Inhoud
Drinklied. Een drinkebroer wil plezier maken. Zijn lief zal ook meedoen. En al heb ik de volgende dag een kater, het kan me niet schelen. Geef het geld maar uit. Bij je dood kun je het toch niet meenemen.
De tekst is fragmentarisch en mogelijk ook corrupt overgeleverd. De interpretatie is daardoor moeilijk.

1 dollenn: dwaas, gek; hoett: narrenkap?; aůffsettzen: opzetten.

2 nemptt ins gůtt: je moet er geen kwaad achter zoeken, het is voor een keer niet erg.

3 zij, zijn lief, zal ook meedoen.

1 M.: kwaren.

4 den kwarům: waarschijnlijk begin van het refrein; betekenis onduidelijk.

5 allett he: laatste regel van het refrein? Betekenis misschien: Vooruit maar!.

2 id. hofftjen.

7 schv̊veren: pijn doen.

3 id. heyll.

9 heyll: heil, geluk, opgewekte stemming; seyll: zeil.

4 id. dat.

5 id. wintjen.

10 hoe meer we drinken, hoe plezieriger het wordt.

6 id. wat.

12 wantt: wanneer.

+ 47r