Zacht Lawijd. Jaargang 8

[p. 204]

Personalia

Manu van der Aa (Turnhout, 1964) promoveerde op ‘Ik heb de liefde liefgehad’. Het leven van Alice Nahon (2008). Hij is verbonden aan het isln van de Universiteit Antwerpen en publiceert voornamelijk over de Nederlandstalige literatuur van het interbellum.

Johan Vanhecke (Wilrijk, 1957) is als wetenschappelijk medewerker verbonden aan het Letterenhuis. Hij is auteur van onder meer Het Antwerpen van Hubert Lampo (1993), De Flandriens van Hugo Verriest (1997), de Halewijnstudie Het hoofd werd op de tafel gezet (2000), en In de ban van de hobbit (2005) over J.R.R. Tolkien. Momenteel werkt hij aan een biografie over Johan Daisne.

Matthijs de Ridder (Apeldoorn, 1979) is verbonden aan het L.P. Boon-documentatiecentrum van de Universiteit Antwerpen. Hij promoveerde daar onlangs op het proefschrift Staatsgevaarlik! De activistische tegentraditie in de Vlaamse letteren 1912-1933. Verder publiceerde hij Aan Borms. Willem Elsschot een politiek schrijver (2007) en Ouverture 1912. Literatuur en Vlaamse Beweging aan de vooravond van de Grote Oorlog (2008), bezorgde hij de Verzamelde verzen van Gaston Burssens (2005), De bankroet jazz van Paul van Ostaijen (2009) en is hij co-editeur van het Verzameld werk van Louis Paul Boon.

Yves T'Sjoen (Oudenaarde, 1966) is als docent verbonden aan de Vakgroep Nederlandse Literatuur van de Universiteit Gent. Hij promoveerde op In duizenden varianten. Historisch-kritische uitgave van Richard Minnes Gedichten (2003). Hij publiceert over moderne literatuur en bezorgt tekstedities.

Frederik Leen (Lommel, 1952) is conservator van het Museum voor Moderne Kunst van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België te Brussel en docent kunstgeschiedenis aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij was curator van de grote overzichtstentoonstellingen Delvaux (1997) Magritte (1998), Khnopff (2004) en Panamarenko (2006) in de kmskb. Naast publicaties over de historische avant-garde is hij auteur van studies over kunst van de na-oorlogse periode, zoals meest recent Gerhard Richter (2008), Panamarenko (2008), Michelangelo Pistoletto (2009) en Marcel Broodthaers (2009).

August Hans den Boef (Rotterdam, 1949) is essayist en publicist en werkt als senior docent-onderzoeker aan de Hogeschool van Amsterdam. Hij publiceerde onder meer een monografie over Menno ter Braak, E. du Perron en het modernisme. In 2008 publiceerde hij God als hype, en voorts met Kees Snoek een essay over Pramoedya Ananta Toer en een bloemlez-

[p. 205]

ing uit Multatuli's uitingen over geloof en godsdienst. Samen met Sjoerd van Faassen publiceerde hij naast ’Verrek, waar is Berlijn gebleven?’ Nederlandse kunstenaars en hun kunstbroeders in Berlijn 1918-1945 en een editie van de briefwisseling van J.J.P. Oud met Jozef Peeters en Michel Seuphor uit de jaren 1921-1925, artikelen over de relatie van Theo van Doesburg met de Vlaamse avant-garde en die van De Ploeg met het Antwerpse tijdschrift Het Overzicht.

Sjoerd van Faassen (Assen, 1949) is hoofd Collecties bij het Letterkundig Museum in Den Haag. Hij publiceerde onder meer over J. Greshoff, de bibliofiele uitgeverij De Blauwe Schuit, de uitgever A.A.M. Stols en het tijdschrift De Gemeenschap. Samen met Hans Renders publiceerde hij begin dit jaar in De Boekenwereld een artikel over de uitgever Rob van Gennep en het uitgeefklimaat in de jaren zestig. Onlangs verscheen zijn bijdrage over Ed. Hoornik in de bundel Kritiek in crisistijd. Literaire kritiek in Nederland en Vlaanderen tijdens de jaren dertig. Momenteel werkt hij aan een monografie van het tijdschrift Criterium.

Marco Entrop (Oostzaan, 1956) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en is redacteur van het literair-historische tijdschrift De Parelduiker. Hij publiceerde eerder over Piet Mondriaan als romanpersonage in het liber amicorum voor E.W.A. Henssen: Een vreemde man, en die ons vreemd ontviel (2000).

Domitille d'Orgeval (Parijs, 1972) is kunsthistorica en promoveerde in 2007 aan de Sorbonne - Paris IV op een studie getiteld Le Salon des Réalités nouvelles. Les années décisives: de ses origines (1939) à son avènement (1946-1948). Ze publiceerde recentelijk over Georges Vantongerloo, Georges Koskas, Carmelo Arden Quin en de experimentele architecturur van de twintigste eeuw. Momenteel bereidt ze onder andere een monografie voor over de beeldhouwer Pierre Sabatier en een tentoonstelling over de Franse groepen ‘Espace’ en ‘Mesure’.

Rajesh Heynickx (Bree, 1977) studeerde geschiedenis en architectuurgeschiedenis aan de University of Illinois en de ku Leuven. Hij promoveerde in 2005 op Meetzucht en mateloosheid. Kunst, religie en identiteit in Vlaanderen tijdens het interbellum. Zijn onderzoeksdomein is de geschiedenis van de kunstfilosofie en architectuurtheorie.

Paul Arnoldussen (Amsterdam, 1949) is redacteur van Het Parool en publiceerde onder meer het boek Rue d'Amsterdam, over Nederlandse kunstenaars in Parijs.

Hans Renders (Aarle-Rixtel, 1957) is hoogleraar aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Hij is tevens directeur van het aan die universiteit verbonden Biografie Instituut. Hij publiceerde monografieën over de tijdschriften Barbarber (1986), De Schone Zakdoek (1989) en Braak (2000). Voorts publiceerde hij biografieën over Jan Hanlo (1998) en Jan Campert (2004) en een studie over uitgeverij De Bezige Bij tijdens de Tweede Wereldoorlog (2004).