Zacht Lawijd. Jaargang 7
(2007-2008)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
Hedwig Speliers
| |
[pagina 45]
| |
Filip de Pillecyn als redacteur van De Standaard Deze foto dateert van rond 1918 [amvc-Letterenhuis]
| |
[pagina 46]
| |
De Pillecyn te koppelen aan zijn literaire doelstellingen. Deze invalshoek is trouwens niet nieuw. Nog geen veertien dagen na de dood van Filip de Pillecyn op 7 augustus 1962 heeft Jan Walravens in De Groene Amsterdammer al de kat de bel aangebonden met volgende vaststelling: ‘Filip de Pillecyn is onder ons een volbloed nationalist geweest en het heeft hem te midden van de Vlaamse gemeenschap en in de geschiedenis van onze tijd op vreemde paden gebracht. [...] Van volbloed Vlaams nationalist is hij een volbloed collaborateur met de Duitsers geworden.[...] Vreemde evolutie van een man die wellicht een zeer zuiver kunstenaar was, een goed mens en een Vlaming die van zijn land hield, maar wiens kronkelig leven als het bewijs mag gelden voor de politieke verwarringen en zelfs ontsporingen waarin ieder onvoorwaardelijk nationalisme het individu ten slotte moet storten’.Ga naar eind1 | |
Filip de Pillecyn en de Duitse vertaalomgevingDe romans en novellen van Filip de Pillecyn vonden spoedig na hun publicatie in Vlaanderen hun weg naar Duitsland. En niet toevallig vonden ze die weg na de machtsgreep van Hitler en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Jongere vertalers, schrijvers en publicisten in het economisch wankele, naderhand imperialistische Duitsland stelden alles in het werk om te overleven. De goed georganiseerde censuur met de Reichsschrifttumskammer als hoogste controleorgaan liet maar weinig marge om te schrijven en uit te geven wat men wenste. Uitgevers, schrijvers en vertalers waren verplicht lid te worden. Men kon ontslagen worden en bijgevolg gebroodroofd, of tegen zware sancties aanlopen en zoals Ernst Wiechert terechtkomen in een concentratiekamp.Ga naar eind2 Na de fameuze boekverbranding in Berlijn (en op vele andere plaatsen) op de avond van 10 mei 1933 moest iedereen die schreef en uitgaf in Duitsland bijgevolg op zijn tellen passen. Het was ‘de geboorte van de nieuwe tijd’ zoals de kersverse minister van Propaganda Joseph Goebbels had uitgeroepen in zijn toespraak tot de Berlijnse studenten in de gloed van de meer dan twintigduizend brandende boeken. Heel wat schrijvers, beroepsvertalers, literair agenten en uitgevers probeerden zo dicht mogelijk in de omgeving te komen van de referenten van de Reichsschrifttumskammer. Sommigen probeerden in extremis hun huid te redden en hun socialistische of sociaal-democratische verleden uit te vlakken door Vlaams-nationalistische schrijvers met nationaal-socialistische sympathieën naar hun naziparadijs te lokken.Ga naar eind3 Dit lukte voor een deel omdat het nationaal-socialisme niet enkel een politieke, maar ook een culturele beweging voorstond. Vele Duitse intellectuelen uit het nazi-regime beschouwden het nationaal-socialisme dan ook eerder als een culturele dan als een politieke beweging.Ga naar eind4 Vermoedelijk hebben ook heel wat Vlaamse auteurs in dezelfde lijn gedacht. En allen, die tussen 1933 en 1945 in Duitsland werden vertaald, hebben direct of indirect contact gehad met de Reichsschrifttumskammer, hetzij via hun uitgever, hetzij via hun literair agent of hun vertaler. Onder meer Stijn Streuvels, Felix Timmermans, Ernest Claes, Filip de Pillecyn en Gerard Walschap. | |
[pagina 47]
| |
Verkenning in het Vlaamse volksverbonden literatuurlandschapOp 13 mei 1922 nam Filip de Pillecyn ontslag uit De Standaard, waar hij redactiesecretaris en journalist van was sinds 1919. Na zijn studies Germaanse filologie te Leuven promoveerde hij in 1926 op een dissertatie over Hugo Verriest. De ‘dood’ van de journalist De Pillecyn viel ongeveer samen met de ‘geboorte’ van de schrijver. Hij stond klaar om ‘de prins van het Vlaamse proza’ te worden. Eind 1926 werd De Pillecyn door onderwijsminister Camille Huysmans benoemd tot leraar Nederlands en Engels (Duits volgt later) aan het Koninklijk Atheneum van Malmédy, het Belgisch-Duitse stadje aan de zuidrand van het plateau van de Hoge Venen. De Pillecyn verhuisde met zijn vrouw Elvire van Duysse en hun enige dochter, de vijfjarige Godelieve, naar Malmédy. Ze gingen wonen in de Rue Devant l'Etang nabij de historische kerk van het stadje.Ga naar eind5 In 1920 telden de ‘Kreise’ Eupen en Malmédy samen 60.000 inwoners, waarvan zowat 45.000 uitsluitend Duits spraken. Het Verdrag van Versailles had voor Oost-België in zijn artikel 34 de inlijving bij het Koninkrijk België vastgelegd.Ga naar eind6 Het staat vast dat de hele Duitse buitenlandpolitiek na 1919 gekenmerkt werd door de wil om de bepaling van het Verdrag van Versailles te herzien.Ga naar eind7 Men stuurde aan op grenscorrecties om de zogenaamde Auslanddeutsche terug te winnen en in die strategie zat het terugwinnen van Eupen-Malmédy. Het is dan ook logisch dat het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken een aanzienlijk aandeel had in de financiering van het Duitse netwerk in Eupen-Malmédy. De Duitsgezinde kringen in de Oostkantons rekenden vast op een terugkeer in het Rijk.Ga naar eind8 In de jaren na de inlijving bij België ontwikkelde zich dus heel vlug een dubbele werkelijkheid. Onder de Belgische oppervlakte organiseerde zich een dicht net van contacten met het Duitse Rijk, dat toenemend, ten laatste vanaf 1933 bij de machtsovername een nationaal-socialistisch karakter kreeg. Het atheneum waar Filip de Pillecyn sinds eind 1926 les gaf, had een goede reputatie en rekruteerde ook leerlingen uit het ‘feitelijke’ België. De politieke discussie tussen de Belgisch-patriottische en Duitsgezinde opvattingen weerspiegelde zich ook in het lerarenkorps. Tot de Duitsgezinden behoorde de Vlaamse leraar-schrijver Filip de Pillecyn.Ga naar eind9 De invloed van het Duitse net van begeleiders op de studerende jeugd van Eupen-Malmédy wordt nogmaals bevestigd in 1938 in een verslag van J. Berres, hoofd van de Aussenstelle West van de Reichsstudentenführung (RSF). Daarin is sprake van een net van vertrouwensmensen en van betrouwbare informatie die wordt doorgespeeld naar nazi-Duitsland.Ga naar eind10 In de summiere biografie van De Pillecyn stelt men alleen maar vast dat hij leraar is geworden in Malmédy. Maar wat had een Vlaming met universitaire vorming die zelf hoogleraar had kunnen zijn in godsnaam verloren in een dergelijk provincienest? Waarom ruilde hij het drukke journalistenbestaan in Brussel in voor een rustig kabbelend leventje als leraar en als schrijver in een slapend Ardeens stadje? Volgens Bert Ranke was men opgelucht dat de man achter het stopgezette satirische Vlaamsgezinde weekblad Pallieter ver weg was. Hij zou vervelende dingen hebben geschre- | |
[pagina 48]
| |
ven aan het adres van Huysmans en voor minister Van de Vyvere was hij een lastpost.Ga naar eind11 Toch schijnt er meer aan de hand te zijn. Zijn positionering in de Oostkantons doet vermoeden dat De Pillecyn met een of andere ‘höhere Mission’ belast is geweest.Ga naar eind12 We weten bovendien dat in Oost-België op 11 december 1926 de Leuvense studentenvereniging ‘Eumavia’ werd gesticht. Deze studentenvereniging zocht contact met bevriende, op Duitse subversie gerichte kringen. Na de machtsovername van Hitler opereerde ze met de financiële steun van het Duitse Rijk.Ga naar eind13 Als De Pillecyn in 1941 vijftig jaar wordt, verwijst de vnv'er Albert de Poortere in het collaboratieblad Volk en KultuurGa naar eind14 op dubbelzinnige wijze naar het verleden van De Pillecyn in de Oostkantons. ‘Zooals men merken kan,’ aldus De Poortere, ‘is dus ook in de laatste jaren de politieke en kultureele bedrijvigheid van Dr De Pillecyn geen beletsel geweest voor een omvangrijke literaire werkzaamheid. | |
[pagina 49]
| |
Want waar wij nog geen melding maakten van tallooze artikels die hij tegelijkertijd in bladen en tijdschriften liet verschijnen, moeten wij inderdaad nog wijzen op de rol die hij gespeeld heeft te Malmédy zelf,...’ (cursivering H.S.).Ga naar eind15 Wat opvalt, is dat het gedachtegoed van De Pillecyn in die jaren radicaliseert. Toekomstige biografen moeten onderzoeken of die radicalisering gelinkt kan worden aan zijn verblijf als leraar in Malmédy. Daarbij zal men rekening moeten houden met het feit dat de annexatiegedachten en de verduitsing van de Oostkantons het werk was van conservatieve krachten in het Duitsland van de Weimarrepubliek. De Vlaams-nationalistische radicalisering van De Pillecyn kan men vanaf 1929 meten aan zijn medewerking aan Jong-Dietschland, een ‘Algemeen Weekblad voor Katholiek Vlaamsch-nationaal leven’ dat ‘de spreekbuis van een jonge radicale groep van katholieke en Vlaams-nationalistische intellectuelen’ wilde zijn.Ga naar eind16 Het tijdschrift werd geleid door Victor Leemans, een Hitlerbewonderaar van het eerste uur en bovendien een vurige sympathisant van het nationaal-socialisme. Toen Jong-Dietschland op de fles ging in juli 1935 werd De Pillecyn medewerker van Volk, dat steeds radicaler de richting uitging van ‘de nieuwe orde’. Begrippen als ‘ras’ en ‘volk’ werden schering en inslag. Het regionalistische romanmodel, met Streuvels als boegbeeld, genoot voorrang zowel in de Vlaams-nationalistisch georiënteerde kritiek van Ernest van der Hallen als in de fascistische van Wies Moens.Ga naar eind17 Kort na elkaar had De Pillecyn zijn eerste creatieve proza gepubliceerd: in 1926 het avonturenverhaal over een Gentse minderbroeder Pieter Fardé en in 1927 De Rit, een novelle die zich afspeelt tijdens de Eerste Wereldoorlog. Nog in Malmédy schreef hij Blauwbaard (1931), waarmee hij zijn eerste hoogtepunt bereikte. De auteur zet de bekende vertelstof op een nieuw spoor door de handeling te situeren in de vijftiende eeuw. Door toverij en alchemie te suggereren baadt het verhaal in een romantische en geheimzinnige sfeer van irrationalisme. De Pillecyn wijkt af van de overgeleverde legende door Blauwbaard als eenzame kasteelheer aan allerlei wisselende stemmingen over te leveren. Hij verlegt de klemtoon van bloeddorstige held naar onrustige, tegenstrijdige natuur die door zijn contact met de elementen zijn betere zelf ontdekt.Ga naar eind18 | |
Blauwbaard in DuitslandWie de moeite doet om te bladeren in Duitse publicaties zoals die van Joseph WulfGa naar eind19 of de recentere literatuurstudie van Jan-Pieter Barbian kent meteen het klimaat en snuift zo de ijzige sfeer op waarin Duitse uitgevers, auteurs en vertalers moesten werken.Ga naar eind20 Dit klimaat en deze sfeer hadden uiteraard een boemerangeffect op de Vlamingen die in Duitsland werden vertaald. Op zijn minst moesten deze Vlaamse auteurs aan enkele verplichtingen voldoen. Zo liet Streuvels zich gewillig als uithangbord voor de Duitse Flamenpolitik gebruiken, ging Walschap | |
[pagina 50]
| |
in Berlijn een lezing geven voor een nazipubliek, dook Ernest Claes op in de filmstudio's van Babelsberg en leverde Felix Timmermans royaal hand- en spandiensten aan allerlei nationaal-socialistische organisaties. Maar dit verhaal voert ons te ver. Terug dus naar ons onderwerp, de opgang van een talentrijk auteur in Vlaanderen en in Duitsland. De roman Blauwbaard verscheen in 1931. Dit eerste hoogtepunt in het oeuvre van Filip de Pillecyn werd spoedig opgemerkt in Duitsland en verscheen met de titel Blaubart in Flandern in 1933, het jaar waarin Hitler aan de macht kwam. Zowel de katholieke uitgever Jakob Hegner als de vertaler Felix Augustin waren notoire tegenstanders van het nazisme. Gezien Felix Timmermans van alle Nederlandsschrijvende auteurs het meest gelezen werd in de Weimarrepubliek (en later) en zo Vlaanderen op de Duitse kaart had gezet, leek het alvast een goede publicitaire vertaler-vondst om Blauwbart in Flandern te situeren. Duitse katholieke uitgevers rekruteerden tijdens het Hitlerregime zoveel mogelijk onder buitenlandse katholieke schrijvers. Door buitenlandse literatuur te vertalen wisten ze handig te ontsnappen aan de productie van Blut-und-Bodenpulp. Dat hadden de diehards onder de nazi-recensenten trouwens spoedig door. Zo verscheen in 1938 een felle reactie in het Berlijnse boekenblad Bücherkunde.Ga naar eind21 Daarin wordt gewezen op het gevaar van buitenlandse confessionele literatuur. Men beschouwde literaire import van dat soort als een aanval op de Duitse Volksgemeinschaft dat buiten de Duitse Reichsgrenzen moest blijven. En bovendien wou men van de Duitse boekenmarkt geen rommelzolder maken voor literair afval uit het buitenland.Ga naar eind22 Maar het mes sneed aan twee kanten. Met een nieuwe Flamenpolitik in het achterhoofd en de Reichsschrifttumskammer als bemiddelaar zocht hetzelfde Berlijn zoveel mogelijk Vlaamse schrijvers met Duitse sympathieën voor zich te winnen. Wat Stijn Streuvels betreft, ziet men dat er zelfs een bikkelharde concurrentie ontstond om hem te mogen vertalen, promoten en uitgeven.Ga naar eind23 Trouwens, men beschikte over voldoende nationaal-socialistisch getrainde filologen om Vlaamse werken naar Duitse hand zetten. Het was een koud kunstje om van De vlasschaard een Blut-und-Bodenepos te maken of van De soldaat Johan een heldepos van het Oostfront, zoals straks zal blijken. | |
Peter Mertens vertaalt Hans van MalmedySommige literatuurhistorici beschouwen de korte roman Hans van Malmedy uit 1935 als ‘louter atmosfeer en evasie’.Ga naar eind24 ‘Welk ook de epische aanleg van De Pillecyn geweest is’, schrijft B.F. Van Vlierden, ‘het diepste van zichzelf heeft hij uitgesproken in werken waarin geen feiten en gebeurtenissen moesten worden verhaald, maar waarin stemming en sfeer in een muzikaal proza werden uitgesproken. Zelfs Hans (van Malmedy) is geen concrete gestalte geworden, evenmin overigens als de geheimzinnige “monsieur” Hawarden... Zijn personages zijn niet meer als een vluchtig kristallisatiemoment van stemmingen, en de landschappen zijn zo onrealistisch mogelijk, slechts materiële vormen van stemmingen’.Ga naar eind25 | |
[pagina 51]
| |
Filip de Pillecyn, Hans van Malmedy (1935)
Hans van Malmedy werd in 1938 keurig maar kleurloos in het Duits vertaald door Peter Mertens en uitgegeven door Altenburg Verlag in Leipzig.Ga naar eind26 Gustav Altenburg was in feite een uitgever van sport- en Lebensreform-boeken.Ga naar eind27 Het is verwonderlijk dat een dergelijk boek, zonder geprofileerde personages en zonder spannende plot, in het Duits werd vertaald in een tijd waarin de Duitse lezers grote behoefte hadden aan literair entertainment en aan evasieve verhalen die de dagelijkse ellende deden vergeten. De vertaling van Hans van Malmedy kan mogelijk beschouwd worden als een beloning voor de nieuwe attitude van Filip de Pillecyn. Tussen het verschijnen van de oorspronkelijke roman in 1935 en de vertaling in 1938 was er een kentering gebeurd bij de mens De Pillecyn. We zagen al dat hij medewerker van Volk was geworden en dat dit literaire tijdschrift bijzonder Duitsgezind was. Ludwig Drees had in het novembernummer 1937 een opmerkelijk artikel | |
[pagina 52]
| |
Filip de Pillecyn tijdens zijn redevoering over Renaat de Rudder op de twaalfde IJzerbedevaart van 1931.[amvc-Letterenhuis]
gepleegd, ‘Duitsche letterkunde onder volkschen invloed’. De auteur was atheneumleraar in Verviers en had sinds de zomer van 1936 constant op dit actuele thema ingezoomd. Op het zesde katholiek Congres van Mechelen stond hij samen met De Pillecyn ingeschreven als spreker. Zijn referaat ‘De groote krachtideeën van onzen tijd en hun beteekenis voor de kultuur’ werd door tijdgenoten gewaardeerd als een beheerst pleidooi voor fascisme. Maar in zijn bijdrage voor Volk ging hij een brug verder en beschouwde hij ‘de nationaal-socialistische beweging’ als de motor van een letterkunde die regelrecht vanuit de volksgemeenschap voortkwam. Alleen het volkse literatuurgenre bezat een onvervalste ‘politieke beteekenis’ in een totalitaire staat, die ‘het voortleven van alle andere volksche stroomingen [...] onmogelijk maakt’. Daarna volgde een passus waarin Ludwig Drees de Reichskulturkammer van Goebbels met hand en tand verdedigde. Hij vond het noodzakelijk dat de staat toezicht, censuur en pressie uitoefende op de literatoren met het doel de letterkunde in ‘volkse strekking’ te sturen. Dit Duitslandnummer van Volk, aldus Van Landschoot, ‘liet het in elkaar vervloeien van de Vlaamse “volkse” strekking en nationaal-socialistische “volkse” strekking maar al te vlot toe’. En dit speciale Duitslandnummer, nota bene, stond onder de medeverantwoordelijkheid van redacteur De Pillecyn.Ga naar eind28 Wat opvalt is dat Filip de Pillecyn, ongeacht wat hij schreef en hoe weinig narratief hij ook schreef, een persona grata aan het worden was in het nieuwe Duitsland. Zijn Hans van Malmedy mocht dan al ‘louter atmosfeer en evasie’ zijn en fictie zonder ‘feiten en gebeurtenissen’ drijvend op louter ‘stemming en sfeer in een muzikaal proza’ zonder ‘concrete gestalte’, dit | |
[pagina 53]
| |
vormde geen wezenlijk bezwaar tegen publicatie in Duitsland.Ga naar eind29 Vermoedelijk speelde daarin de aanwezigheid en de persoon van vertaler Peter Mertens een belangrijke rol. Als activistisch collaborateur van de Eerste Wereldoorlog was deze Oost-Vlaamse boerenzoon op zijn zesentwintigste gevlucht naar Duitsland hoewel hij graag naar Vlaanderen was teruggekeerd. Hij had filologie gestudeerd aan de Leuvense universiteit op een ogenblik van grote polarisatie tussen het Belgische episcopaat en de Vlaamsgezinde professoren en studenten. Hij had als felle flamingant de universiteit verlaten. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verkoos hij in het bezette België te blijven. Zo werd hij op zijn tweeëntwintigste activist en, zoals hij schreef aan Streuvels, ‘mijn aandeel in de activistische beweging was van dien aard, dat ik er na de oorlog niet kon aan denken in Vlaanderen te blijven en ook nu nog een terugkeer volkomen onmogelijk is. Ik reisde toen naar Duitsland omdat ik alleen hier eenige kennissen had en hoopte eenigen steun te vinden’.Ga naar eind30 Begin 1920 ging hij werken bij Insel Verlag in Leipzig. Na de machtsgreep van Hitler koos hij voor het Duitse burgerschap en hij liet zich in april 1933 naturaliseren terwijl hij zich daarna meteen als kandidaat nsdap'er had gemeld bij de plaatselijke afdeling van Taucha. Hoewel zijn kandidatuur als ‘niet-ontvankelijk’ werd afgewezen, had hij aan de Reichsschrifttumskammer geschreven dat hij zich al sinds de Kampfzeit openlijk voor de nsdap had ingezet.Ga naar eind31 | |
De omslagVerkerend in de kringen van Volk en DeVlag of wat Romain Vanlandschoot ‘de moeilijk te definiëren schemerzone tussen nationalisme en nationaal-socialisme’ noemt,Ga naar eind32 kwam de radicale pacifist De Pillecyn langs allerlei wegen razendsnel terecht in de culturele collaboratie.Ga naar eind33 Die radicalisering voltrok zich tussen 3 juni en 29 september 1940. Op 3 juni 1940 plaatste De Pillecyn zijn handtekening onder het zogeheten Dietsch Programma samen met Frans Daels, Germain Lefever, Jozef Goossenaerts, Jeroom Leuridan en Jef van de Wiele. Op 7 juli 1940 ging hij op stap met Jef van de Wiele en een Duits ambtenaar op zoek naar generaal Alexander von Falkenhausen met de bedoeling het tijdschrift DeVlag opnieuw van de grond te krijgen. Op 11 juli 1940 hield hij een feestrede in de Vlaamsche Schouwburg waarbij Ernest Claes zich afvroeg of men ‘misschien een politieke betekenis (wilde) geven aan de feestelijkheden van deze avond, met het oog op de Duitse bezetters?’. Op 11 augustus 1940 stond De Pillecyn op het podium van de Brusselse Muntschouwburg naast René Lagrou van de Algemeene ss-Vlaanderen en bepleitte hij een plaatsje voor Vlaanderen in het Groot-Germaanse Rijk.Ga naar eind34 ‘Deze elfde augustus’, schrijft Vanlandschoot, ‘mag aangezien worden als een dag met fatale consequenties. Het werd immers duidelijk dat De Pillecyn in de radicaalste vleugel was terechtgekomen. Van die stond af is de samenwerking met Van de Wiele primordiaal geworden’.Ga naar eind35 Bovendien was er nog de ‘Dichterfahrt ins Kampfgebiet des Westens’. Die Dichterfahrt was een gezamenlijk initiatief van de Schrifttumsabtei- | |
[pagina 54]
| |
Filip de Pillecyn, De soldaat Johan (1939)
lung van het Propagandaministerie en het Opperbevel van de Wehrmacht. Veertien belangrijke Blut-und-Bodenschrijvers namen hieraan deel. Volgens de woorden van Schrifttumsreferent Otto Henning konden ze op die manier directe getuigen zijn van de unieke heldenstrijd der Duitse troepen in het Westen en later onvergankelijke epossen schrijven over het grootste krijgsgebeuren aller tijden. Ze waren vertrokken vanuit Baden-Baden over Kehl en Straatsburg. Ze bezochten de maginotlinie die door de Duitse militaire pletwals in een-twee-drie werd veroverd. Daarna ging het over Metz, Verdun, Varennes, Château-Thierry naar Parijs en Fontainebleau, symbolische plaatsen uiteraard. Na Calais bezochten ze Ieper, Langemark, Gent en Brussel. Bij enkele stopplaatsen werden de schrijvers opgewacht door hun collega's in Werhrmachtuniform of door divisiecommandanten die voor de nodige uitleg zorgden. In Parijs werden ze ontvan- | |
[pagina 55]
| |
gen door Generalfeldmarschall von Brauchitsch en in Brussel werden ze begroet door General von Falkenhausen. De groep telde notoire Duitsers zoals Hans Johst, de nieuwe voorzitter van de Reichsschrifttumskammer en de gevierde Blut-und-Bodenschrijver Hans Friedrich Blunck, een ouwe kennis van pastoor Verriest en Streuvels tijdens de Eerste Wereldoorlog.Ga naar eind36 Op 25 juli 1940 waren Filip de Pillecyn, Cyriel Verschaeve, Wies Moens en Willem Putman van de partij op de officiële ontmoeting in Brussel.Ga naar eind37 Na de boven beschreven escapades waarin De Pillecyn meestal zelf het voortouw nam, volgde een nieuwe reeks van twijfelachtige initiatieven in de vorm van lezingen, bezoeken, ontmoetingen en gebeurtenissen. Zo werd hij op voorstel van de toenmalige directeur-generaal, de vnv'er Herman de Vleeschauwer, in mei 1941 benoemd tot directeur van het Middelbaar Onderwijs in het Ministerie van Openbaar Onderwijs.Ga naar eind38 Tijdens die beperkte periode van iets meer dan drie jaar heeft hij weinig pedagogische potten gebroken. ‘Van de revolutionaire principes, die hij en zijn medestrijders voor de Nieuwe Orde koesterden in verband met de hervorming van het onderwijs was na drie jaar nog zo goed als niets verwezenlijkt. Alleen de uitsluiting van de Joodse leerlingen en leerkrachten, met hun infrastructuur enzovoort, was een feit.’Ga naar eind39 Omdát het samenvalt met de publicatie in Duitsland van Der Soldat Johan is hier alvast nog één feit het vermelden waard, de aanwezigheid van Filip de Pillecyn op het derde ‘Weimarer Dichtertreffen’ van oktober 1941. De Pillecyn had twee jaar daarvoor bij zijn Nederlandse uitgever De soldaat Johan gepubliceerd waarin Pillecynbiograaf Bert Ranke ‘een zweem van bodemtendenz’ meende te onderkennen.Ga naar eind40 Albert De Poortere windt er geen doekjes om. ‘Het is een roman’, schrijft hij, ‘waaraan het thema van bloed en bodem, gesymboliseerd in den boer, die te gelijk soldaat is, zijn sterke bezieling geeft’.Ga naar eind41 De Pillecyn schept hier een personage waarin hij het verlangen naar huiselijk geluk en naar een krachtdadig soldatenleven lijkt te verzoenen. Johan is soldaat geweest onder Karel de Stoute en heeft zijn uniform afgelegd voor een eenvoudig bestaan als boer en huisvader. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Een soort mystieke band met de eigen grond stuwt hem opnieuw naar het soldatenleven. Hij trekt erop uit om het lot van zijn soortgenoten, de Vlaamse boeren, te verdedigen. Men kan stellen dat De soldaat Johan een soort van roman à thèse is met een nauwelijks versluierende oproep tot gewapende verovering van rechten op eigen taal en eigen grond.Ga naar eind42 Op 24 oktober 1941 is Filip de Pillecyn een van de uitgenodigden op het schrijverscongres in Weimar.Ga naar eind43 Dit ‘Weimarer Dichtertreffen’ was een initiatief van Joseph Goebbels en werd georganiseerd door de Schrifttumsabteilung van zijn Propagandaministerie. Het was dus Berlijn dat inviteerde en uitsluitend partijgetrouwe en ‘völkische’ schrijvers selecteerde. Het was Berlijn dat bekende buitenlanders - bedoeld werd buitenlanders bekend om hun nationaal-conservatieve geschriften en hun Duitsgezindheid - uitnodigde. Voor het eerst figureerden ook schrijvers uit veertien Europese landen. Onder de beroemdheden die onder de rijksadelaar het gerenoveerde Hotel Elephant binnenstapten, bevonden zich de Vlamingen Felix Tim- | |
[pagina 56]
| |
mermans en Filip de Pillecyn. Ze dronken hun glaasje sekt in het gezelschap van buitenlandse collega's als Pierre Drieu la Rochelle, John Knittel, Ernesto Giménez Caballero en Robert Brasillach. Tijdens dit treffen gebeurde iets merkwaardigs. Men besloot een internationale schrijversvereniging boven de doopvont te houden en een internationaal tijdschrift op te richten. De internationale en antifascistische p.e.n.-club was al sinds 1933 een doorn in het nazi-oog. De Europäische Schriftstellervereinigung was een initiatief van het Propagandaministerie, voorbereid door de bureaucratie in Berlijn maar ten doop gehouden in Weimar op 24 oktober 1941. Die vereniging van Duitse en buitenlandse auteurs was zogezegd een initiatief van de Noor Knut Hamsun, de Vlaming Stijn Streuvels en de Finse Mailo Talvio en zou spontaan zijn ontstaan. Feitelijk was het Propagandaministerie hier de drijvende kracht. Als buitenlandse gast plaatste Filip de Pillecyn met bevende hand zijn handtekening in de rechterbenedenhoek van Die Gründungs-Urkunde der Europäischen Schriftsteller Vereinigung. Op deze stichtingsakte kreeg hij het gezelschap van onder meer Hans Friedrich Blunck, de eerste voorzitter van de Reichsschrifttumskammer en Carl Rothe, drijvende kracht achter de organisatie van het Weimarer Dichtertreffen.Ga naar eind44 | |
Hans Teske en Der Soldat JohanIn zijn essay ‘“Ik wil een vrije boer zijn”. De Soldaat Johan herlezen’ probeert Dirk de Geest de literariteit te omschrijven van de bekende historische roman van Filip de Pillecyn, ‘een boek dat oorspronkelijk verscheen in 1939 bij de Nederlandse uitgeverij Van Kampen en Zoon [...] en daarna meer dan tien drukken kende, waaronder een oorlogsuitgave op letterlijk tienduizenden exemplaren’.Ga naar eind45 Deze voortreffelijke analyse, die jammer genoeg geen uitsluitsel brengt over de literaire waarde van de roman, eindigt op een slotpassus die erg dubbelzinnig klinkt. Dirk de Geest schrijft: ‘Wie pogingen onderneemt om de literatuur van De Pillecyn naadloos in te lijven bij een politiek debat, bezondigt zich aan groteske vertekening en ontkent fundamenteel het literaire karakter van dat oeuvre’. Vermoedelijk vindt hij die bewering te algemeen en te arbitrair, want onmiddellijk daarop ontkent hij ze: ‘Wie omgekeerd (zoals de meeste lezers vandaag) zijn verhalen en romans op zich leest, los van iedere historische en culturele context, stoot dan weer op de grenzen van een oeuvre dat niet volstrekt autonomistisch gelezen kan en wil worden. Ook in dat opzicht is De Pillecyn een kind van zijn tijd, literator en activist...’. Vlaamse critici van het interbellum wisten beter, Bert Ranke en Albert de Poortere voelden heel goed de tendens van De Soldaat Johan aan en interpreteerden de roman meteen als een uiting van Vlaamsgezindheid en zelfs Duitsgezindheid. De jonge Nederlandse journalist en dichter-vertaler August Wensink, die zich duidelijk profileerde als een literator van de Nieuwe Orde, schreef onder het pseudoniem Johan Ponteyne dat De Pillecyn met De Soldaat Johan een meesterwerk had geschreven en beschouwd kon worden als een ‘wegbereider voor het volkse gedachtegoed’.Ga naar eind46 Bovendien onderstreepte hij het specifieke karakter | |
[pagina 57]
| |
Hans Teske, De Nederduitsche Literatuur (1942)
van de roman en schreef: ‘In het bijzonder deze oorlogstijd verleent het boek een heel interessante symboliek...’ (Cursivering H.S.). Maar sommige critici in Hitler-Duitsland gingen veel verder. Zij bezondigden zich niet alleen aan een groteske vertekening van het literaire werk, maar ontkenden fundamenteel het autonomistische karakter ervan door het te linken aan de nazi-ideologie. Een pijnlijk voorbeeld daarvan is literatuurprofessor Hans Teske. Mocht Filip de Pillecyn zich niet hebben bekeerd tot het fascisme, dan is het zeer de vraag of hij ooit zo'n prominente plaats had gekregen in het nationaal-socialistische discours van Hans Teske.Ga naar eind47 Met name Die Ueberwindung des Provinzialismus in der fläimischen Literatur, dat in 1943 verscheen bij De Lage Landen, de Brusselse uitgeverij van Guido Eeckels. Eeckels was ‘een lieveling van de bezetter’ en in het bijzonder van Hans Teske.Ga naar eind48 ‘Deze tekst’, aldus Romain Vanlandschoot, ‘vertolkt een conservatieve, nationa- | |
[pagina 58]
| |
listische en op Duitsland gerichte literatuurhistorische opvatting, rijkelijk doorspekt met de noodzakelijke Blut-und-Boden-retoriek’.Ga naar eind49 Opgelet dus voor
het gebruik, misbruik zeg maar, dat de Duitse officier-filoloog maakt van zijn sympathie voor De Pillecyn. Is hij niet per definitie een bevooroordeeld criticus van de Vlaamse literatuur? Als censor bij de Propaganda-Abteilung in Brussel had Hans Teske uiteraard heel wat contacten met Vlaamse schrijvers en uitgevers.Ga naar eind50 Hij behoorde tot het legertje Duitsers dat ‘tot academische rijpheid (was) gekomen in een periode waarin de historisch georiënteerde wetenschappen in Duitsland door het “volkse” paradigma werden beheerst’.Ga naar eind51 Ook Hans Teske maakte bijgevolg deel uit van de zogenaamde Westforschung, ‘een grootschalige, wetenschappelijke,
Hans Teske, Die Ueberwindung des Provinzialismus in der flämischen Literatur (1943)
| |
[pagina 59]
| |
maar vanuit revanchistische motieven gegroeide zoektocht naar de sporen van de Germaanse invloed in de landen ten westen van Duitsland’.Ga naar eind52 Teske was sinds 1 oktober 1934 hoogleraar germanistiek geworden aan de Hamburgse Universiteit. Hij had als vurig sympathisant van Hitler voorrang gekregen op de professoren Ludwig Wolff uit Göttingen en Karl Schulte Kemminghausen uit Münster. Hij kende als geen de kunst om de literatuurgeschiedenis naar zijn hand te zetten. Zo maakte hij de middeleeuwse troubadour Walther von der Vogelweide als ‘de zanger van het Duitse Reich’ bruikbaar voor de nationaal-socialistische ideologie.Ga naar eind53 Op die manier vervalste hij ook de Vlaamse literatuur. In Die Ueberwindung des Provinzialismus in der flämischen Literatur van 1943, waaruit een voorpublicatie was verschenen in De Vlag van juli 1942, spande hij zich in om de (Vlaamse en volksverbonden) lammeren van de (Belgicistische en stedelijke) bokken te scheiden. Zo corrigeerde hij de literatuurhistoricus R.F. Lissens. Lissens vond dat de Vlaamse romantiek ten tijde van Hendrik Conscience en Karel Lodewijk Ledeganck stond of viel met het thema van de nationale wedergeboorte. Teske daarentegen geloofde dat dit vaderlandse thema ‘niet eenvoudig (tot) België of Groot-Nederland’ beperkt mocht blijven, maar ‘gans Germanië’ en bij voorkeur zelfs ‘het middeleeuwse keizerrijk’ bestreek. Hans Teske toverde sterke staaltjes van nationaal-socialistische literatuurgeschiedenis uit zijn Duitse hoed. Voor verschillen in niveau had hij geen neus. Hij switchte van gevestigde waarden naar mindere goden, van Felix Timmermans en Ernest Claes naar August van Cauwelaert, Jozef Simons en Antoon Thiry. Claes en Timmermans bereikten een ‘Europees niveau’ door het accent te verleggen naar ‘die flämische Provinz’. Met dit soort sofismen wou hij zijn Vlaams-nationalistische lezers wijsmaken dat onze volksverbonden schrijvers op hetzelfde niveau kwamen als de Duitse Blut-und-Boden-schrijvers. Van Paul van Ostaijen had hij geen kaas gegeten. Deze stadsdichter probeerde, aldus Teske, bewust Europees te zijn met het gevolg dat hij ‘met de internationale modeschrijverij voor een goed deel verdween in het stof van de bibliotheken’. Daarmee beaamde hij in feite wat De Pillecyn al eerder eind 1941 in een interview had gezegd: ‘Wel, ik heb nooit kunnen begrijpen hoe men een man als Paul van Ostaeyen [sic] ernstig heeft kunnen opnemen. Wat is een gedicht als zijn “Alpenjagerslied”? Er moet in kunst, toch altijd schoonheid zijn die ontroert: woede, haat, liefde en niet iets wat u koud laat’.Ga naar eind54 De loftuitingen van Teske aan het adres De Pillecyn vallen ongetwijfeld samen met de politieke rol die De Pillecyn bij het begin van de Tweede Wereldoorlog speelt. Doordat hij er niet in slaagt katholieke bastions als onder meer het Davidsfonds bakzeil te doen halen en ziet dat het vnv faalt in zijn pogingen om het cultuurbeleid naar zich toe te halen, was De Pillecyn sterk gaan overhellen naar de DeVlag-richting. Op 8 december 1940 had hij met een uitgebreide delegatie in Berlijn deelgenomen aan besprekingen op het hoogste vlak met het propagandaministerie van Joseph Goebbels. ‘Deze reis’, aldus Romain Vanlandschoot, ‘kan moeilijk anders geïnterpreteerd worden dan als het vastklinken van de Cultuurraad aan de DeVlag en de radicaalste Duitse vleugel’. In feite had De Pillecyn op zijn vijftigste zijn | |
[pagina 60]
| |
vooroorlogse vredesideaal opgeborgen. Hij was nog dieper in het collaboratiemoeras weggezakt toen hij op het nationaal congres van de Vlaamse Oud-Strijders van 6 april 1941 de koers van de organisatie bepaalde in de richting van het Oosten: ‘Wij zijn een zelfstandig volk dat in een bond van Germaansche staten zijn plicht zal doen...’. Met zijn benoeming als directeur van het middelbaar onderwijs had hij een nieuwe stap gezet in de machtsstrijd tussen vnv en DeVlag waarin de ss een hoofdrol werd toebedeeld. Van Landschoot onderstreept dat De Pillecyn al tijdens het eerste bezettingsjaar met ‘een sterke positie’ op de voorgrond trad. Hij was bevriend gebleven met ‘de rabiate Cyriel Verschaeve en met Van de Wiele die bewust de spiraal van geweld in terreur en contraterreur opdreef vanaf de tweede helft van 1943’.Ga naar eind55 Voor wat hoort wat. De enkele summiere aantekeningen met betrekking tot De Pillecyn in het tijdschrift Europäische Literatur van 1942 heeft Teske in datzelfde jaar grondig en uitvoerig uitgewerkt in het tijdschrift Dichtung und Volkstum met zijn overzichtsartikel Der Dichter Filip de Pillecyn.Ga naar eind56 We mogen deze tekst beschouwen als een onvervalst oorlogsessay met als centrale kernen de ‘soldaat’ en het ‘soldateske’. Hierin citeert hij De Pillecyn, die aan een interviewer kort na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog had gezegd ‘dat er dit oogenblik in Vlaanderen beter werk is te doen dan boeken te schrijven’. Die dualiteit tussen de schrijver en de soldaat De Pillecyn meent Teske als tweespalt tussen ‘boer’ en ‘soldaat’ te hebben onderkend, zoals die gestalte krijgt in De soldaat Johan. Die ‘oorlogsroman’ is kennelijk zijn pièce de résistance. Daarom plaatst hij De Pillecyn diametraal tegenover Eric Maria Remarque, de schrijver van Im Westen nichts Neues, wiens boeken ‘wegens literair verraad aan de soldaten van de wereldoorlog’ werden verbrand. In 1938 werd Remarque zijn burgerschap ontnomen terwijl zijn zuster in 1943 werd gearresteerd en ter dood veroordeeld. Hans Teske maakt van De Pillecyn bovendien zijn bondgenoot in de strijd tegen het Franstalige Belgische establishment en beschouwt de Duitse ‘bezetter’ als een ‘bevrijder’. Hij wil dat bondgenootschap en dat soldateske kennelijk onderstrepen door in zijn analyse van de roman de begrippen ‘volk’, ‘soldaat’ en ‘strijd’ te beklemtonen. Maar ook, zo vervolgt Teske, ‘de verhalen en evenzo de oorlogsnovelle De Rit laten duidelijk zien dat De Pillecyn doorgaans soldaat is’. Der Dichter Filip de Pillecyn van Hans Teske is een duidelijk voorbeeld van hoe een dictatoriaal regime literatuur en politiek verstrengelt. De soldaat Johan wordt gecontamineerd met het Duitse Ruslandoffensief. Niet zonder bijbedoeling verwijst de professorofficier naar de jonggestorven cultuurhistoricus Christoph Steding en zijn grote nationaal-socialistische werk Das Reich und die Krankheit der europäischen Kultur, dat verscheen in 1938. Een ‘onverbiddelijk boek’ volgens Teske. Steding had er jaren aan gewerkt, van 1934 tot 1937. Wat Teske in zijn oorlogsessay over De Pillecyn verzwijgt, is dat Steding het uitsluitend heeft over Nederland, en Vlaanderen buiten beschouwing laat. Steding poogde in zijn erg wanordelijk en verward boek de Duitsnationale geschiedbeschouwing van Nederland in het brede kader van een algemene Europese cultuurgeschiedenis te plaatsen. Daarbij volgde hij één uitgesproken stramien: ‘de ware orde van daad, macht, politiek en menselijke zekerheid is slechts te verwachten van het Rijk, en dit | |
[pagina 61]
| |
Rijk heeft nu in heden en verleden te strijden tegen een omsingeling van vijanden, die het niet alleen en niet eens vooral met wapenen bestrijden, maar langs slinkse wegen van cultuurlijke [sic] vergiftiging. Dit geestelijk gif siepelt vooral binnen uit de gebieden, die van het Rijk losgeraakt zijn’.Ga naar eind57 In Der Dichter Filip de Pillecyn zet Hans Teske nog maar eens citaten naar zijn hand. Steding wordt er opgevoerd als een ideologische schakel tussen Adolf Hitler en Vlaanderen. Teske lijkt De Pillecyn te beschouwen als een naaste medewerker om ‘dit geestelijk gif’ van culturele aard te bekampen. Er wordt van De Pillecyn verwacht dat hij als Vlaams cultuurdrager zijn land als een van ‘de gebieden die van het Rijk losgeraakt te zijn’ terug helpt voeren naar het Rijk. Het Derde Rijk wel te verstaan. En De Pillecyn was, zoals boven beschreven, aardig op weg om deze Duitse order op te volgen. | |
‘Een zweem van bodemtendenz’Als De Pillecyn in De soldaat Johan de ‘boer’ en de ‘soldaat’ gelijkschakelt, dan sluit hij naadloos aan bij een literair programma dat vanuit het einde van de negentiende eeuw gaandeweg vorm heeft gekregen in een ‘nationale’ romankunst tijdens het interbellum in Duitsland en uitmondt in het cultboek van de nazi's, Der Werhrwolf van Hermann Löns. Tegen het einde van de negentiende eeuw immers had de Bund der Landwirte (bdl), de Duitse Boerenbond die in 1893 werd opgericht, een heimat-theorie ontworpen, meteen het startschot voor een legertje Duits-völkische schrijvers. De spilfiguur Heinrich Sohnrey, leraar en journalist, was bevriend met de bdl-voorzitter Konrad Freiherr von Wagenheim en had een eigen tijdschrift, Das Land. Zijn programma luidde: ‘Het land is de basis van een gezond staatswezen... Elke staat die zich wil beschermen tegen ontaarding en verderf heeft als plicht de boerenstand groot en krachtig te maken’. De soldaat Johan is kennelijk de combinatie van opvattingen zoals Sohnrey en Löns hebben gepropageerd en die het miskraam van de Blut-und-Bodenroman hebben voortgebracht. Onze literatuurhistorici zouden eens moeten onderzoeken in hoever Filip de Pillecyn als ‘volksverbonden’ Vlaamse schrijver door zijn Duitsgezindheid beïnvloed is geworden door de Duitse romanopvattingen van het interbellum. De parallellen met Der Wehrwolf zijn zo flagrant dat ze moeilijk genegeerd kunnen worden. Der Wehrwolf verscheen in 1910. Dit boerenboek van de leraarszoon Hermann Löns heeft de Duitse lezers van het interbellum betoverd. Zelfs Stijn Streuvels werd door het werk van Hermann Löns gefascineerd. Tijdens zijn gecamoufleerde lezingen in mei 1935 op Hof Thansen in de Lüneburger Heide en in de genazificeerde universiteit van Hamburg heeft hij er een ommetje voor over gehad om het graf van Löns te bezoeken.Ga naar eind58 Geografisch wordt de dramatische handeling van zowel De soldaat Johan als Der Wehrwolf gesitueerd op de randen van heide en vruchtbare grond. Sommige titels van Löns romans verwijzen expliciet naar de heide zoals Dahinten in der Heide (1910) of Die Heidbilder (1906).Ga naar eind59 Na zijn militaire exploten in het leger van de Hertog van Boergondië (Karel de Stoute) laat De | |
[pagina 62]
| |
Pillecyn zijn soldaat Johan terugkeren naar de grond van zijn herkomst: ‘Daar is een zachte vallei waar de Durme doorheenloopt. (...) Weideland en heide liggen daar in vreemde nabuurschap’. Historisch gaan zowel Löns als De Pillecyn naar een ver verleden teug. Der Wehrwolf speelt zich af tijdens de Dertigjarige Oorlog die op het Duitse Rijk werd gevoerd van 1618 tot 1648, de handeling van De soldaat Johan wordt geplaatst in het herfsttij der middeleeuwen, de tijd van Karel de Stoute en zijn dodelijke nederlaag in Nancy. Löns noemt zijn roman Eine Bauernchronik,Ga naar eind60 Filip de Pillecyn heeft het in zijn inleiding over de ‘vrije boer’ die zijn hoofdpersonage wil zijn en aan het einde van het verhaal zegt de soldaat Johan tot zijn kleine jongen: ‘Gij wordt een boer, kleine man, en ook, bij God, een soldaat, die vrije boeren maakt’. Zowel Löns als De Pillecyn laten hun protagonist los op een onontgonnen oord. Löns: ‘Aanvankelijk was het woest en leeg op de heide.[...] Op zekere avond kwamen er mensen aan, met blanke gezichten en blond haar. [...] Het beviel hen op de heide [...] en ieder zocht zich een plaats en bouwde er een breed huis met spits dak [...].’Ga naar eind61 De Pillecyn: ‘De soldaat Johan stapte door de vallei [...] Maar nu ontdekte de soldaat Johan de aarde. [...] Op een plek waar het heikruid stond als een grote kampplaats, waar aan drie zijden de sparren opgeschoten en waar de open zijde gekeerd was naar de vallei, smeet de soldaat Johan zijn zak neer en zei tot zijn hond: “Ga liggen”. En hij sprak luidop: “Hier wil ik wonen.”’ Ook stilistisch gaan Li ns en De Pillecyn hand in hand. Ze schrijven beiden in een emfatische, ietwat plechtige stijl wat hun schriftuur tilt op het niveau van het epos, het heroïsche verhaal. Ze vertellen geschiedenis die aan de geschiedenis ontsnapt, ze verzamelen feiten en gebeurtenissen die zich onttrekken aan de blote actualiteit. Door te generaliseren krijgen hun personages heroïsche contouren. Daarom gebruiken ze een overvloed aan meervoudsvormen en bepalende lidwoorden en blijven ze vaag waar het om plaatsaanduidingen en concreta gaat. De Pillecyn heeft het altoos over ‘de aarde’, ‘de boer’, ‘de soldaat’, ‘de nieuwe tijd’, ‘de gewesten van het Zuiden’, ‘de heide’, ‘de bomen’, ‘de zandweg’, ‘de herberg’, ‘de waard’, ‘de monnik’, ‘de akkers’, ‘de heer’, ‘de vreemde taal’, ‘de rentmeester’, ‘het volk’, ‘de vrouwen, ‘de vreemdeling’, enzovoort. Hoewel beide auteurs hun vertelstof situeren in een historische tijd, schrijven noch Löns noch De Pillecyn een historische roman in de werkelijke betekenis van het woord. Der Wehrwolf en De soldaat Johan beogen feitelijk didactische doeleinden, hun hoofdpersonages hebben een voorbeeldfunctie. Bert Ranke had bijgevolg gelijk ‘een zweem van bodemtendenz’ te onderkennen en Albert De Poortere trof een schot in de roos met de bewering dat De soldaat Johan een roman was ‘waaraan het thema van bloed en bodem, gesymboliseerd in den boer, die te gelijk soldaat is, zijn sterke bezieling geeft’. De Pillecyn probeert langs stilistische weg het didactische en exemplarische van zijn roman te versluieren, maar men kan er niet omheen: de soldaat Johan staat model voor de flamingant met Duitse sympathieën. Hij strijdt aan de zijde van Karel de Stoute (Bourgondische aspiraties) tegen de Koning van Frankrijk (symbool voor de Franse verdrukking in Vlaanderen) en zijn vrouw Grete is een Duitse ‘vanuit het land van de Moezel’ en ‘de | |
[pagina 63]
| |
Filip de Pillecyn door E. Barbaix rond 1930.[amvc-Letterenhuis]
schone stad Trier’. Zij is ‘hoogblond’ bovendien.Ga naar eind62 De ontelbare verwijzingen naar ‘grond’ en ‘aarde’ maken er gezien de literaire theorieën van De Pillecyn (‘volksverbondenheid’) en zijn Duitse sympathieën halfweg het interbellum een ondubbelzinnige Bloed-en-Bodemroman van, vooral omdat Johan een soldaat is en zijn recht op grond en vrijheid met de wapens bevecht. De nazi's claimden Der Wehrwolf en maakten er hun cultboek van. Der Soldat | |
[pagina 64]
| |
Johann werd een vertaalsucces in Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Löns werd binnengehaald niet zozeer om de conservatieve tegenstellingen tussen stad en land, die hij opriep, maar om de lotsverbondenheid van de boer ((Bauernschicksal) met die van de Duitse bevolking. Die is vergelijkbaar met de lotsverbondenheid van de soldaat Johan met de Vlaamse bevolking (hier gepersonifieerd door de boeren). Een te letterlijke en te verregaande vergelijking tussen beide auteurs en beide boeken gaat evenwel niet op. Löns verheerlijkt in zijn werk primitivisme en geweld. Zijn hoofdpersonage Harm Wulf wordt symbolisch gesitueerd in het Teutoburger Woud, waaruit de Germanen met de hulp van het aanhoudend slechte weer en het woeste terrein de Romeinen hadden verdreven. Tijdens die bewuste Dertigjarige Oorlog had deze Germaanse stamvader zich teruggetrokken binnen de dorpsomheining en iedere vreemde die naderde, werd gewoonweg gedood. De moraal was simpel: wie niet eerst doodde, werd gedood. Geweld en heldendom werden bijgevolg met elkaar gelijk gesteld.Ga naar eind63 Kortom, Löns gaf de Duitse frustraties een literair-ideologische vorm. De weergaloze xenofobie en vreemdelingenhaat à la Harm Wulf werden tijdens de Weimarrepubliek en het naziregime het dogma van een fascistische samenleving. De Pillecyn gaat ietsje minder ver. Zijn soldaat Johan is geen Harm Wulf. Maar toch creëert hij, hoewel romanesk verdoezeld en stilistisch getemperd, met zijn soldaat Johan een soldatesk en oorlogszuchtig personage. Hij doet dit op een fataal ogenblik in de Europese geschiedenis en hij heeft kennelijk bedoelingen met deze roman. De Pillecyn gaf de Vlaams-nationalistische frustraties een literair-ideologische vorm. Hoofdstuk ix is exemplarisch voor deze attitude. Een paar voorbeelden: ‘De soldaat Johan ging op de boeren toe en zei hun wat er moest gedaan worden. Hij en de vreemdeling zouden meegaan en hun leren hoe van een boer een soldaat wordt gemaakt’.Ga naar eind64 Hoofdstuk ix wordt trouwens op indirecte wijze een ode aan de oorlog: ‘Dat die rechtvaardigheid er eens zal komen, geloof ik wel [...] dat zal eerst geschieden als de boeren soldaat zullen worden [...] En als stond hij op een slagveld, streed hij met het wapen van de boer; zijn harde vuisten bleekten onder de greep [van de zeis] en al de weelde van de aarde, die opstijgt in het groen, omgaf hem’. Deze attitude wordt bovendien versterkt door de obstinate verbinding tussen ‘boer’ en ‘soldaat’. Hoofdstuk xii is evenzeer problematisch. De tekst wordt hier belast met allerlei vage connotaties. Het begint met deze openingszin: ‘Vanuit de Duitse gewesten was een man gekomen, een boer, die over gans zijn aangezicht een zwaar en vers litteken droeg’. Verbind je dit met een zin twee bladzijden verder, dan doemen er collaboratieve betekenissen op: ‘En de kreet van de boeren uit het verre Duitse land wekte een siddering in het hart van de boeren uit de Vlaamse streek’. Of: ‘Velen onder hen beseften, voor de eerste maal in hun leven, dat het lot van de aarde hen verbond met de boeren van de verre gewesten.’ (Cursivering H.S.) Dit zijn passages waarop Hans Teske gretig is gevallen en waardoor Bert Ranke kon zeggen dat De Pillecyn ‘ook thans niet aarzelen [zal] zich voor een nieuwe Europeesche ordening uit te spreken’. |
|