mevrouw de Kok zeer kwetsbaar is en vergeleken met de anderen een wat klein-burgerlijke instelling heeft. Met mevrouw de Kok ging het al deze jaren innerlijk niet goed. Ik heb haar dikwijls aangeraden, om zich een milieu te scheppen en omdat zij Nederlands Hervormd is, verwees ik haar naar de kerk. Zij voelde zich te zondig en ook niet op haar plaats tussen de wat stijve vrouwen, die zij in de kerk zag zitten en die “niets van het leven weten”’.
Over de twee vrouwen schrijft Wolthers voorts dat ze elkaar vanwege hun aard op de zenuwen werken: ‘Het kost mijn vriendin bijzonder veel geestelijke inspanning en het uiterste van haar geduld met mevrouw de Kok om te gaan. [...] Mevrouw de Kok, van haar kant, is bang geworden voor mevrouw Bakker, die een vrouw is van buitengewone begaafdheid. Haar beschaving, intelligentie, kennis, genuanceerd gevoelsleven, veelzijdige belangstelling en interessant persoonlijk leven gaan gepaard met een sterk naar-buitengerichte activiteit, waardoor zij inderdaad en zonder dat zij zich dit bewust is een remmende werking kan hebben op haar omgeving en in het bijzonder op mevrouw de Kok. Het is dan ook een wonder, dat deze twee vrouwen vier jaar lang op harmonische wijze hebben samengewerkt en naar mijn mening is dit te danken aan een gemeenschappelijke eigenschap: verdraagzaamheid. Dat het een einde neemt is een natuurlijk en wenselijk gevolg. De ondergeschiktheid van de ene volwassen huisvrouw aan de andere is van feodale aard, waartegen onze zelfs in het onderbewustzijn doorwerkende democratische geest zich verzet’.
Wolthers komt in deze brief naar voren als een betrokken observator, die bovendien beschikt over een vloeiende pen. Ze geeft blijk van een onderzoekend oog, de manier waarop zij haar sociale omgeving indeelde, is van haast naturalistische precisie. De botsing tussen de twee dames wordt verklaard vanuit het verschil in karakter en milieu. Hefting is het archetype van de moderne intellectueel, De Kok die van de kleinburgervrouw. Het huishouden van Bakker is niet in balans. En, zoals het de naturalist betaamt, signaleerde Wolthers het gevolg van de gespannen verhouding tussen de twee vrouwelijke naturen: hysterie. Wolthers besloot haar brief met de conclusie dat het voor zowel mevrouw De Kok als voor Victorine beter zou zijn als mevrouw De Kok een andere betrekking vond. Ze hoopte dat de dominee haar daaraan kon helpen. Ze dacht daarbij aan een baan als huishoudster in het christelijke Ziekenhuis Bronovo in Den Haag, in 1865 gesticht als 's-Gravenhaagsche Diaconessen-Inrichting.
Dit alles schreef Wolthers de dominee in het diepste geheim: ‘Voor mevrouw Bakker wil ik deze brief verzwijgen, omdat het beschamend is, dat ik een groter medegevoel voor mevrouw de Kok heb dan zij, terwijl ik heel goed weet, dat mijn gevoel een theoretisch element heeft: het werd niet, zoals bij mevrouw Bakker, getoetst aan de practijk. Voor mevrouw de Kok wil ik deze brief verzwijgen, omdat zij “het nieuwe leven” uit de handen moet krijgen van iemand (en de geestelijke wereld achter hem), die het haar inderdaad zou kunnen geven. Uiteindelijk kan ik haar niet helpen. Ik schrijf u dit alles omdat ik zo bewogen word door het feit, dat wij allen blind door dit leven moeten gaan. Zij die een mens kunnen helpen, weten niet van zijn bestaan en zij die van zijn bestaan weten, kunnen niet helpen’.