Zacht Lawijd. Jaargang 7
(2007-2008)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 144]
| |
Eveline Broekhuizen & Annemiek Recourt
| |
‘Zo uitgesproken homosexueel’In Warrens nalatenschap werd het typoscript van de ongepubliceerde roman Een vriend voor de schemering ontdekt. Warren schreef de roman begin jaren vijftig. De schrijver stond op dat moment aan het begin van zijn carrière. Hij publiceerde reeds in een aantal literaire tijdschriften en had een aantal dichtbundels uitgegeven bij uitgeverij A.A.M. Stols en um Holland, in de reeks De Windroos, die onder redactie stond van de dichter Ad den Besten. | |
[pagina 145]
| |
Bert Bakker
| |
[pagina 146]
| |
Aan deze redacteur liet Warren in 1952 Een vriend voor de schemering lezen ter beoordeling.Ga naar eind2 Hij kreeg al binnen een week een afwijzende reactie. Den Besten durfde hem niet uit te geven, onder meer vanwege de expliciete homoseksuele passages die erin voorkomen. De kans dat het boek in 1952 een schandaal zou hebben opgeleverd, was inderdaad groot. Pas in de jaren zestig stelde Gerard Kornelis van het Reve als eerste naoorlogse schrijver homoseksualiteit op een niet-verhullende manier aan de orde. Er kan slechts gegist worden naar het ant- Ad den Besten, circa 1958 [foto Rembrandt Foto, Amsterdam]
| |
[pagina 147]
| |
woord op de vraag wat het voor Warrens carrière betekend zou hebben als Den Besten deze taboedoorbrekende roman niet had afgewezen en Warren Reve meer dan tien jaar was voor geweest.Ga naar eind3 Op 20 januari 1952 noteerde Warren in zijn dagboek dat Den Besten vele ‘zeer redelijke’ bezwaren tegen de roman had: ‘Ik ben nog steeds onbeheerst, snoei te weinig, heb geen greep’.Ga naar eind4 De auteur borg het typoscript weer op en schreef verder aan ander werk, waaronder poëzie.
Begin 1953 heeft Warren een poëziebundel gereed. Hij vraagt op 16 februari 1953 Den Besten wederom om een oordeel. De redacteur ziet, opnieuw vanwege de expliciete homo-erotische aard, ook de poëzie van Warren niet zitten: ‘De kwestie is dat ik deze verzen niet uit durf te geven, of liever nog: dat ik er niet bij mijn baas mee durf aan te komen.Ga naar eind5 Ze zijn zo uitgesproken homosexueel, dat niemand zich er meer in vergissen kan. En nogmaals, dat risico is te groot’.Ga naar eind6 Warren was ditmaal woedend (‘wanneer hij op dat standpunt blijft, wil ik niet langer met hem te maken hebben’). Al een maand tevoren maakte hij zich zorgen over zijn financiën en toekomst: ‘Als nu ook mijn gedichten onpubliceerbaar worden, de roep over mijn homoseksualiteit zich openlijk in ons rotland verbreidt, raak ik straks, ook als criticus, volkomen uitgerangeerd’, schreef hij op 18 januari in zijn dagboek.Ga naar eind7 Ondanks Den Bestens afwijzing bleef Warren met hem samenwerken. In 1954 verschenen maar liefst twee dichtbundels bij Holland, Vijf in je oog in De Windroos-reeks en Leeuw lente, met een omslagontwerp van Lucebert. In 1955 botste het echter opnieuw tussen de auteur en Den Besten rond de bundel Onteigening. Warren besloot de samenwerking stop te zetten, omdat hun wijze van poëzie beschouwen te veel verschilde.Ga naar eind8 | |
‘Ik wacht in spanning op het oordeel van Bakker’Het meningsverschil is voor Warren aanleiding om in 1955 Bert Bakker aan te schrijven. Warren kende Bakker al, omdat hij eerder enkele gedichten in diens tijdschrift Maatstaf mocht publiceren. Hij stuurde hem op 15 december de bundel Saïd: ‘Juist over het feit dat ik het niet tot een overeenkomst kan brengen met Ad den Besten over mijn nieuwe werk, had ik graag met U gepraat. [...] Ik ben met mezelf te rade gegaan, heb dit werk een, twee jaren bewaard en telkens getoetst, en ik ben het absoluut niet met d.B. eens. Daarbij komen nog verschillende dingen. U hebt b.v. enkele malen van deze gedichten geplaatst. [...] Het lijkt mij logisch dat ik mij nu tot de uitgever wend, bij wie ik het liefste mijn werk zou zien verschijnen’. Het aanzien van het fonds van Bert Bakker, met gerenommeerde dichters en essayisten als Paul Rodenko, Gerrit Achterberg en Martinus Nijhoff, speelde een belangrijke rol in Warrens keuze voor deze uitgeverij. Nadat Warren zijn manuscript heeft toegestuurd, schreef hij op 4 januari 1956 in zijn dagboek: ‘Ik wacht in spanning op het oordeel van Bakker en zijn rechterhand Rodenko, ik zou graag bij Bert Bakker uitgeven’.Ga naar eind9 | |
[pagina 148]
| |
Maar ook Bakker wees Warrens bundel af. Als reden gaf hij op dat de verschijning te snel zou volgen op de twee vorige bundels, die beide in 1954 verschenen. Maar als hij de gedichten écht goed had gevonden, concludeerde Warren wantrouwend op 18 januari in zijn dagboek, had hij ze wel uit willen geven, eventueel later.Ga naar eind10 Toen Warren vervolgens expliciet vroeg of Bakker de bundel dan een jaar later uit zou willen brengen, antwoordde de uitgever op 24 januari dat hij dit nog niet vast kon leggen, maar dat hij er in principe wel wat voor voelde. Bakker wilde wel enkele van Warrens gedichten opnemen in zijn tijdschrift Maatstaf. Hij had in tegenstelling tot Den Besten dus geen moeite met de expliciet homo-erotische inhoud ervan. Warren ging akkoord en bleef hopen op een toekomstige publicatie van een bundel bij Bakker. De bundel Saïd zou in 1958 echter bij Stols verschijnen.
Aangemoedigd door de opname van zijn gedichten in Maatstaf bood Warren Bakker aan wat vertalingen en kort proza toe te zenden. De band tussen uitgever en auteur werd vanaf dat moment steeds warmer. Ze correspondeerden frequent en op 23 december 1958 stelde Bert Bakker voor ‘een eind aan het gemijnheer’ te maken. Voortaan spreken ze elkaar aan met ‘beste vriend’. Ook beginnen ze elkaar met regelmaat te bezoeken: Warren woonde in Kloetinge op Zuid-Beveland, Bakker had een zomerhuis in Veere op Walcheren. | |
‘Stimulansen heb ik altijd bitter nodig’Ondanks de wederzijdse genegenheid bleef de samenwerking voorlopig beperkt. Warren stelde een bloemlezing samen die als Ooievaar-pocket zou verschijnen. Warren leverde pas in 1959 ruim acht maanden na de eerste deadline de kopij voor de bloemlezing. Daarna hadden Bakker en hij een paar jaar weinig contact. Warren had in de jaren zestig in het algemeen weinig sociale contacten.Ga naar eind11 Op 15 april 1966 schreef Warren na lange tijd weer aan de Haagse uitgever: ‘Mogelijk overweeg je, dat deze brief een verkapt verzoek om werk is. Dat is niet zo. Ik wil niet zeggen, dat ik het niet fijn zou vinden, wanneer uit ons hernieuwde contact een mogelijkheid voort zou komen die mij stimuleerde, want stimulansen heb ik altijd bitter nodig’. Drie dagen later schreef Bakker terug dat hij graag voor die stimulans wilde zorgen. Warren behoefde veel aansporing en zou later over Bakker schrijven: ‘Hij heeft me gestimuleerd, ik had al lang geen lust meer in publiceren’.Ga naar eind12 Hij stuurde Bakker wat gedichten en proza voor Maatstaf en het contact bloeide op. Er ontstond een vriendschap tussen de uitgever en de auteur, waarin er zelden sprake leek te zijn van terughoudendheid of schroom. Dat toont ook het volgende voorbeeld. In maart 1959 bezocht Bakker Warren en diens vrouw Helen (die in de dagboeken Mabel genoemd wordt). De uitgever bleef bij hen eten, ‘citeerde brokstukken Nederlandse poëzie, zwaar scanderend’ en hoewel zijn ogen troebel stonden, stapte hij 's avonds toch in de auto om terug te rijden. Bakker belandde echter in de mestput van de buurman in plaats van op de weg: ‘Toen liet Bert zich overhalen. Hij was nu stom- | |
[pagina 149]
| |
Hans Warren, 25 juni 1958 [foto Edith Visser]
| |
[pagina 150]
| |
dronken, moest gesteund worden. Mabel maakte een bed op, kleedde hem uit of hij een grote baby was, trok hem een pyjama van mij aan’.Ga naar eind13 Bert Bakker stond bekend als een levendige man, die van gezelligheid hield en graag een borreltje dronk. Hij was een uitgever die onderwerp leek te zijn van een soort legendevorming, iets wat je nu eigenlijk alleen nog bij zijn opvolger Mai Spijkers ziet. Warren schreef later over hem: ‘Hij was onmatig in alles. Hij was onmatig in drinken (hij kon echt veel op, hoor), onmatig in liefde, in vrouwen [...], hij was onmatig in vriendschappen’.Ga naar eind14 Warren ontbeerde, net als Bakker, de gangbare zedelijke moraal van die tijd: in zijn dagboeken ontbreekt ‘elke gêne, of het nu gaat om seks, [...] de beschrijving van genante ruzies of de bekentenis dat hij ooit in een dronken bui een jongen heeft “verkracht”’.Ga naar eind15 Zo vertelde Warren over de jaren vijftig eerlijk en niets ontziend over zijn huwelijkse leven, zijn wilde homoseksuele activiteiten met Arabische jongens, de abortus van zijn vrouw en de euthanasie van zijn moeder. Warren is zelf ook nooit vies van alcohol geweest. Over die jaren: ‘Ik leed aan een destructieve drift om te drinken en rond te sloeren met jongens in achterbuurten, zoals van Parijs’.Ga naar eind16 | |
‘Als je nu eens iets heel gewaagds wil doen’Het moge duidelijk zijn dat noch bij Bakker noch bij Warren sprake was van de toentertijd heersende kleinburgerlijke moraal. Hun verwantschap in dit opzicht mondde uit in een vruchtbare samenwerking. Toen Warren in mei 1967 binnen korte tijd tweeduizend gulden nodig had, schreef hij Bakker met het verzoek of hij niet iets voor hem te doen had. Bakker had belangstelling voor het werk van Markies de Sade en vroeg Warren of hij zin had dat te vertalen. Warren toonde zich in zijn antwoord van 25 mei enorm verheugd: ‘Weet je dat De Sade een van de weinige auteurs is, die ik vrijwel kompleet bezit, ondanks de vreselijke moeite die het vroeger kostte, die boeken te bemachtigen? Als je nu eens iets heel gewaagds wil doen, moet je een vertaling van Les 12o Journées de Sodome brengen. Het is het meest Sadistische werk dat je bedenken kunt, het helleboek der bibliotheken bij uitstek’. Bakker had in 1967 al Justine, of De tegenspoed der deugdzaamheid van De Sade uitgegeven, vertaald door Cemma Pappot. Justine wordt echter in gruwelijkheid overtroffen door De 120 dagen van Sodom. De Franse uitgever van het boek was veroordeeld tot een boete van tweehonderdduizend francs wegens schennis van de goede zeden. De boeken waren geconfisqueerd en vernietigd. Desondanks, of misschien wel dankzij dit voorval, ging Bakker op Warrens suggestie in. Hij kocht de rechten van De 120 dagen van Sodom en belastte Warren met de vertaling. Dat het een gewaagde onderneming van Bert Bakker was om De Sade uit te geven, blijkt wel uit wat zijn neef veel later in een interview erover zegt: ‘Als hij [Bakker] het dan eenmaal beslist had, ging geen zee hem te hoog. Dan ging hij heel hard. En niks bang voor inbeslagname. Lubberhuizen van De Bezige Bij had toen l'Histoire d'O al lang liggen, maar durfde er toen nog niet mee te komen’.Ga naar eind17 L'Histoire d'O, in 1954 geschreven door de Gallimard-redacteur | |
[pagina 151]
| |
Bert Bakker (rechts) met Bert Bakker jr., eind jaren zestig
Dominique Aury onder het pseudoniem Pauline Réage, was wat betreft onderwerp en thematieks vergelijkbaar met het werk van De Sade. Het boek zou, in een vertaling van Adriaan Morriën, pas in 1969 door De Bezige Bij verschijnen. De risicovolle onderneming van Bakker verliep succesvol; de vertalingen werden goed verkocht. Warren zou vanaf nu meer vertalen voor Bakker. Op De 120 dagen van Sodom, of De school der losbandigheid volgden Liefde's misdaden en Juliette, of De voorspoed van de ondeugd. Met het vertalen van deze sadistische en erotische werken droeg Warren bij aan een herkenbare lijn in het fonds van Bakker. De prettige samenwerking met Warren en de goede verkoop van de vertalingen hebben Bakker wellicht geïnspireerd tot het uitgeven van andere seksueel of erotisch getinte boeken als Erotiek van P. Kaare en Afscheid van de seksualiteit door J.M.W. van Ussel. | |
[pagina 152]
| |
Warren had echter nog steeds geen eigen gedichtenbundel of roman bij zijn favoriete uitgever gepubliceerd. | |
‘Een sieraad in het fonds’Daar kwam verandering in toen Bakker op 19 december 1968 aanbood om een dichtbundel van Warren uitte brengen. ‘Nu je gedichten, het zijn bijna de beste, die ik in de afgelopen jaren van je las. [...] Voel je er voor om in het komende najaar een nieuwe bundel bij mij uit te geven? Ik kom met het derde deel van de Verzamelde Werken van Roland Holst, een nieuwe bundel van Ida Gerhardt, zo goed als zeker met een bundel nagelaten werk van Achterberg, terwijl jij dan wat de poëzie betreft als hekkesluiter zou kunnen fungeren.’ [...] Ik vind, dat je met een krachtige bundel te voorschijn kunt komen’. Warren wilde al lange tijd bijzonder graag dat zijn poëzie bij Bert Bakker zou verschijnen en was opgetogen over diens waarderende woorden over zijn werk. Hij voelde zich zeer vereerd, juist omdat het de eerste keer was dat Bakker hem om persoonlijk werk vroeg.Ga naar eind18 De bundel zou Tussen hybris en vergaan heten; Bakker noemde het op 12 maart 1969 een sieraad voor zijn fonds.Ga naar eind19
In de al eerder geciteerde brief van 19 december bracht Bakker Warren ervan op de hoogte dat er kanker bij hem was geconstateerd. De gezondheid van de uitgever ging vervolgens snel achteruit. Desondanks heeft hij Tussen hybris en vergaan zelf persklaar gemaakt. Toen Warren dit constateerde, noteerde hij op 9 september 1969 in zijn dagboek: ‘Ik was ontroerd toen ik zag hoe Bert Bakker zelf (zijn bekende puntige handschrift) alles persklaar had gemaakt’.Ga naar eind20
Bert Bakker beleefde het verschijnen van Tussen hybris en vergaan niet: hij overleed op 19 september 1969. Zijn neef, Bert Bakker junior liet Warren op 17 november weten dat ‘ook zonder oom Ber wij er trots op zijn jouw uitgever te zijn. Ik verwacht veel goede recensies en zelfs als dat niet het geval mocht zijn, dan ben ik toch blij als er nog eens een bundel van je zou komen’. De succesvolle samenwerking van Hans Warren en Bert Bakker senior werd onder leiding van Bakker junior voortgezet en zou leiden tot een groeiende bekendheid van de auteur en vele succesvolle publicaties van de delen van zijn Geheim dagboek. In het achtste deel daarvan schrijft Warren over Bakker senior: ‘Als zijn stem klonk langs de lijn, nadrukkelijk “Hans!” met zes uitroeptekens, “hier ben ik”. Als zijn brieven kwamen, letters rechtuit rechtaan, op hun doel af. Als je tegenover hem zat, altijd met een goed glas, en altijd voelde je dat onverzettelijke in hem. Op de man af, een brok Hollandse kracht. Hij hield je geweten wakker, hij was zoals zijn naam, Bert Bakker, kort en krachtig, rechtuit rechtaan. Maar liet niet, 's avonds, die wat weemoedige oude dorpsklok van Gapinge slaan, dan sloeg er tevens een barst in het pantser, werd hij weerloos’.Ga naar eind21 |
|