ZL. Jaargang 5
(2005-2006)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |||||||||||||||
De Franse vertaling van Het land van herkomst: de geschiedenis van een lijdensweg
| |||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||
E. du Perron [Letterkundig Museum]
| |||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||
Frans te vertalen, voorstel waar ik niet op ingegaan ben, daar mijn interesse heel andere wegen van de letterkunde, namelijk het surrealisme, bewandelde...’.Ga naar eind4 | |||||||||||||||
Franz van Ermengem: ‘iemand die half stottert en half doof is’Du Perron moest dus op zoek naar een andere vertaler. Hij schakelde hiervoor zijn vriend Jan Greshoff in, die vanuit Brussel een uitgebreid netwerk aan literaire contacten onderhield. Er was een tijdlang sprake van een mevrouw Chandler, maar ineens kwam Franz van Ermengem (1893-1985) in beeld, jongere broer van de Brusselaar Frédéric van Ermengem (1881-1972). Laatstgenoemde was onder het pseudoniem Franz Hellens een bekend auteur van Franstalige psychologische romans en stond al vele jaren met Du Perron op vriendschappelijke voet. Franz van Ermengem was eigenlijk schilder, maar onder het pseudoniem François Maret wijdde hij zich aan zijn literaire ambities zonder ooit uit de schaduw van grote broer te treden. Op 6 november 1935 schreef Du Perron aan Greshoff dat hij een brief had gekregen van Van Ermengem waarin deze op eigen initiatief zijn diensten had aangeboden. Du Perron kende de man niet persoonlijk, maar in juli 1935 was in Écrits du Nord diens vertaling verschenen van Slauerhoffs verhaal ‘Larrios’, met een inleiding van Jan Greshoff. Du Perron vroeg dus onmiddellijk aan Greshoff: ‘denk jij dat hij het kan?’. De vertaling van ‘Larrios’ was in Du Perrons ogen wel correct, maar ‘in stijl en woordkeus heelemaal ontkleurd’. Hierdoor op zijn qui vive, verzocht hij Greshoff om enkele punten indringend met Van Ermengem te bespreken. Ten eerste kon hij maar weinig geld bieden. Ten tweede wilde hij het recht behouden om de vertaling helemaal te herzien en mogelijk grote veranderingen aan te brengen in de compositie. Ten derde moest Greshoff de vertaler in spe duidelijk maken, dat de vertaling ‘natuurlijk en toch in stijl’ moest zijn. ‘Doet de vertaler het tè mooi, dan wordt het “guindé” [gemaakt], doet hij het te slordig dan wordt het “plat”.’ Ten slotte wilde Du Perron de tekst getypt aangeleverd zien, met brede marge en ruime interlinie, opdat Pascal Pia en hij de correcties moeiteloos konden aanbrengen zonder alles te hoeven overtikken. Het kwam erop neer dat hij een goede grondtekst nodig had, die hij met assistentie van Pia gemakkelijk zou kunnen bewerken.Ga naar eind5 Inmiddels lag overal in de etalages Le sang noir, het meesterwerk van Louis Guilloux, gemeenschappelijke vriend van Malraux en Du Perron.Ga naar eind6 Malraux' hoofdwerk, La condition humaine, was al in 1933 verschenen. Du Perron had dit aan hem opgedragen boek in vier maanden tijds vertaald voor de Nederlandse markt.Ga naar eind7 Als het Franse publiek nu kennis kon nemen van zíjn chef d'oeuvre - Le pays d'origine - zou hij er ook in Frankrijk echt bij horen. Bovendien, zo hoopte hij, zouden de revenuen dan binnenstromen. Het was dus met enige spanning dat hij de proefvertaling van Van Ermengem afwachtte. In december was het zover. Van Ermengem stuurde tien bladzijden proef, die hij vergezeld | |||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||
deed gaan van ‘een nogal vervelend, d.w.z. traditioneel “franscherig” briefje’ - aldus Du Perron, nadat hij samen met Pia de vertaling had gecontroleerd.Ga naar eind8 Die exercitie had hem niet erg hoopvol gestemd. Beide vrienden waren tot de conclusie gekomen, dat ‘de man veel te “correct” fransch wil schrijven, zoodat zijn tekst èn zwaar èn plat wordt’. Du Perron vond met name de toon ‘totaal vervalscht’. Niettemin besloten Du Perron en Pia om Van Ermengem het voordeel van de twijfel te gunnen. Het was immers maar een begin en volgens Pia zou het wel gaan als de man iets losser en meer parlando kon vertalen. Du Perron schreef Van Ermengem zelf in die geest, maar uiteraard in diplomatieke termen: ‘Over het algemeen hebt u, in deze eerste proef, te correct vertaald, wat een zekere stijfheid geeft. Het komt minder aan op het maken van fouten of niet, omdat die altijd nog het gemakkelijkst te herstellen zijn, dan wel op het treffen van de juiste toon. Uw toon is meer “literair”, minder “gesproken” dan de mijne’.Ga naar eind9
Van Ermengems respons was niet die van een vertaler die gewetensvol samenwerkt met zijn auteur, maar die van een autoriteit die zich onheus bejegend voelt. Du Perron stelde Greshoff op de hoogte: Van Ermengem was blijkbaar wat gepiqueerd dat ik zijn vertaling niet zoo best vond; blijkbaar was zijn hoop dat ik het werk zóo prachtig zou vinden, dat ik alles aan hem kon overlaten, zoodat een Ducroo [= Het land van herkomst] “repensé en français” door hem naar de [uitgeverij] N.R.F. Nouvelle Revue Française zou zijn gegaan. [...] Er is geen sprake van, dat het boek door een Belg vertaald kan worden zonder controle hier van Pia, Malraux en mijzelf, en wel om 2 redenen: àls Belgen correct fransch schrijven, schrijven ze tè correct, dus “platement” en zonder een zweem van nonchalance, in den goeden zin, of gratie (zoo is alle ironie in de dialoog den braven Ermengem volslagen duister gebleven); - en de tweede reden is, zooals Ermengem zelf zegt, dat ze wel met vlaamsch maar niet met hollandsch vertrouwd zijn. Van Ermengem maakte in zijn brieven de indruk ‘een cuistre-achtig iemand’ te zijn. In het verweer van deze schoolmeester proefde Du Perron vooral ‘de geleerdheden van den slechten vertaler’.Ga naar eind10 Greshoff had verzuimd Van Ermengem volledig op de hoogte te brengen van alle voorwaarden die Du Perron stelde, zodat hij zich met verkeerde verwachtingen op zijn werk had gestort.Ga naar eind11 Zo wilde Du Perron hem voor de vertaling van het hele boek niet meer bieden dan 6000 Belgische frank, het equivalent van 300 gulden. Dit was het dubbele van wat hij Eemans had toegezegd maar Van Ermengem vond het slecht betaald. Op 21 december 1935 schreef Du Perron aan Greshoff dat Van Ermengem marchandeerde over een hogere | |||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||
Franz van Ermengem [Letterkundig Museum]
Eerste bladzijde van de Franse vertaling van Het land van herkomst door Franz van Ermengem [Letterkundig Museum]
| |||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||
beloning. Kennelijk vond hij zichzelf meer waard dan de maximumprijs van 3000 frank: ‘De man heeft zich heusch in het hoofd gezet dat ik èrg blij zou zijn met zijn magistrale weergave, wat zeg ik: zijn verbetering, van mijn tekst, enz. - en schijnt bovendien te denken dat ik geld heb’. Du Perron vroeg Greshoff dit laatste onmiddellijk te ontzenuwen, en hij barstte los over Van Ermengems kwaliteit als vertaler: Hij denkt dat hij de schrijver is, dat hij weet wat taal en literatuur is, en dat ik maar een prul-scribent ben; [...] hij verklaart op hoge toon dat hij “à aucun prix” vermeld wil worden als hij geen enkele “responsabilité littéraire” draagt [...] hij, die half hollandsch begrijpt en half fransch schrijft, hij zal mijn werk “repenser en français”, de verantwoording dragen daarvoor, - en eigenlijk komt het niet te pas dat ik er niet verdomd blij mee ben. Het is als iemand die half stottert en half doof is en de volle verantwoordelijkheid eischt om je belangen te verdedigen als advocaat in het publiek. | |||||||||||||||
Een ‘luxe-werkje’ dat alleen maar geld kostGezien Du Perrons ernstige kritiek op de proefvertaling en zijn instinctieve afkeer van de vertaler is het verbazingwekkend dat hij toch met Van Ermengem in zee is gegaan. Kennelijk diende zich niemand anders aan. Du Perron heeft nog even gedacht aan de Belgische schrijver Raymond Brulez, die een waarderend artikel over hem had geschreven in het Franse tijdschrift Cassandre, maar Brulez is het niet geworden. Op 28 december 1935 laat Du Perron Greshoff weten dat Van Ermengem geheel is bijgedraaid en dat hij een eerste betaling van 1500 frank tegemoet kan zien.Ga naar eind12 En dan begint het echte werk. Du Perrons optimisme is verbazend. Hij stoeit zelfs met de gedachte dat de Engelse vertaling van zijn roman misschien gemaakt kan worden op basis van de Franse.Ga naar eind13 Ik kan dit optimisme alleen verklaren uit zijn grenzeloos vertrouwen in het kunnen van Pascal Pia, met wie hij Van Ermengems tekst zou opkalefateren. Alleen wilde het noodlot dat Pia per 1 januari 1936 werd benoemd tot redacteur van een dagblad in Lyon, zodat de vertaling niet in Parijs kon worden bijgewerkt. Van Ermengem vertaalde gestaag door, want al op 27 maart 1936 was er sprake van een laatste betaling van 1500 frank.Ga naar eind14 Vanaf 10 maart 1936, toen dus het grootste deel van de complete vertaling binnen was, heeft Du Perron zich samen met Bep gestort op de correctie. Al na enkele dagen moest hij constateren: ‘De man verstaat geen hollandsch en kent geen fransch, en als hij aan het mooi maken gaat wordt het direct heelemààl poep. Enfin, zeg hem dit maar niet: hij doet zijn best, geloof ik, en ik zit nu toch met hem in het schuitje. Maar Pia zal er ontzettend aan moeten werken, en ik doe het nu al’.Ga naar eind15 Op 24 maart 1936 reist Du Perron naar Lyon, waar hij logeert bij Pia en diens jonge vrouw Suzanne. In brieven aan Bep vertelt hij hoe het werk opschiet, | |||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||
of eigenlijk niet opschiet. Op 26 maart schrijft hij: ‘Ik heb weinig te vertellen. Gisteren met Pia 3 uur gewerkt (van 3 tot 6 ongeveer) om... 2 blzn. Ducroo te doen! Ik heb wroeging om dien armen Pia, als het zoo door moet gaan. Maar het zal wel wennen.’ Een dag later meldt hij: ‘Gisteren ging het werk heel wat beter: in 1 1/2 uur hebben we even veel gedaan als in 3 uur den eersten dag. Maar o, o, o, wat een werk toch nog! - Pia heeft ook die ontzettende fransche preciesheid. Maar hij weet tenminste wat schrijven is; de 5 blzn. die nu klaar zijn lijken mij heel goed.’ Maar 's avonds schrijft hij in mineur: Ik heb nu eenige kijk op het werken met Pia, en het is zeer ontmoedigend. Vandaag hebben we weer iets meer gedaan dan gisteren, maar het heeft dan ook weer 3 uur geduurd, en het resultaat is... 2 blzn. In de 3 dagen dat we er nu aan gewerkt hebben, hebben we dus 6 blzn. klaargekregen. En er zijn er 500. Dat wil dus zeggen dat àls Pia 2 blzn. per dag doet, hij pas over 250 dagen klaar zal zijn. Dat is: over 8 1/ 2 maand, zeg maar gerust over 10 maanden! D.w.z. in Januari '37. Dan is de tekst nog niet klaar. Want hij heeft me voortdurend noodig om hem van allerlei nader uit te leggen. Als hij dus alleen overgeleverd is aan dit werk, zal hij er heel vaak maar wat van maken. [...] Daarbij ken ik Pia: als ik er niet ben zal hem dit werk gauw de keel uithangen, hij zal er steeds minder aan doen, en ik zie niet goed hoe ik hem ertoe moet aansporen. Waren we het maar niet begonnen! Omdat Pia nachtredacteur is, heeft zijn bestaan - in de weergave van Du Perron - de volgende indeling:
Du Perron ziet ook wel in dat Pia, ‘in deze omstandigheden, van zijn 5 1/2 uur vrije tijd niet 2 1/2 uur aan die vertaling kan geven. Tenminste niet elke dag.’ Maar dan is het ook nodig om een rigoureus andere berekening te maken: ‘dan wordt het niet 2 jaar, maar misschien 3 jaar vóór die vertaling af is!’.Ga naar eind16 Du Perron voelt zich ook schuldig tegenover zijn vrouw: die vertaling van Het land van herkomst blijkt achteraf een ‘luxe-werkje’ te zijn dat alleen maar geld kost. Ik ben geparalyseerd en voel me knullig als ik zie hoe ik op een ander leunen moet om in het fransch een afstand af te leggen in 3 uur, die ik in | |||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||
Eerste bladzijde van de Franse vertaling van Het land van herkomst door A.L. Fernhout-Pellekaan [Letterkundig Museum]
het hollandsch in een kwartier zou hebben doorgedanst. Maar dat is alles tot daaraan toe: het ergste is dat ik geloof dat Pia dit alles au fond erg onbegrijpelijk en onnoodig vindt, zoodat het geen prettig vooruitzicht is om hem hiermee 8 1/2 maand te plagen in zijn vrije uren, terwijl hij veel liever met Suzanne stoeit of belote speelt.Ga naar eind17 | |||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||
Du Perron slaapt slecht, want in zijn slaap is hij nog aan het corrigeren, Pia komt met hoofdpijn thuis, Suzanne wil naar de bioscoop. Van gedisciplineerd ‘opwerken’ van de vertaling is geen sprake meer. In vijf dagen hebben ze zesenhalve bladzij gedaan. Dan doet Bep een praktisch voorstel: Je geeft de tekst van Ermenghem aan een man van het vak, bijvoorbeeld aan Germaine, aan wie je dan betaalt wat ze voor hetzelfde werk aan de NRF zou krijgen, of aan een ander van dat slag. Je steekt er dan wat meer bedrijfskapitaal in, maar je spaart je zenuwen en de vriendschapreisjes naar Lyon uit, (Ik bedoel dus: begin met een professional, die in bepaalde tijd van slecht fransch goed fransch maakt. Eens per week supervisie van jou.) en practisch bereik je ermee dat je een behoorlijk werkplan kunt maken, waardoor dat boek inderdaad eenige “zakelijke” mogelijkheden blijft vertegenwoordigen, die het waarschijnlijk verliest als het zoo gaat traîneeren. Dan b.v. in October drie weken naar de Roselier met André voor de laatste hand, en klaar is Kees.Ga naar eind18
E. du Perron met Pascal Pia, Parijs circa 1925 [Letterkundig Museum]
Du Perron zag ook zelf wel in dat het werken met Pia niets gedaan was. Hij gaf er de brui aan, sans rancune jegens Pia. Maar ook heeft hij niets gedaan met Beps voorstel om de hulp in te roepen van Germaine Wouters, die evenals haar echtgenoot Louis Chevasson medewerker was van uitgeverij La Nouvelle Revue Française. Andere plannen hebben dit doorkruist: in oktober 1936 ging Du Perron met vrouw en zoontje Alain een nieuw avontuur tegemoet in Nederlands-Indië. Een maand voor zijn vertrek was hij in Brussel, waar hij Van Ermengem voor het eerst in levenden lijve ontmoette: ‘hij viel nogal mee, na de beschrijvingen. Hij weet nu dat de fransche Ducroo niet doorgaat’.Ga naar eind19 Vele jaren later liet Van Ermengem aan de redactie van Du Perrons Brieven weten dat hij zich slecht bejegend voelde door Du Perron, die hem nooit meer enig antwoord had gestuurd toen hij naar Indië vertrok.Ga naar eind20 Het heeft de redactie dan ook nog heel wat moeite gekost om | |||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||
Du Perrons brieven aan Van Ermengem
E. du Perron met André Malraux, circa 1934 [Letterkundig Museum]
los te krijgen.Ga naar eind21 Dit lukte pas na diens overlijden, toen zijn in Spanje wonende vriendin na lang soebatten en tegen een behoorlijke somma afstand deed van een pak met de brieven - zeventien in totaal - én de onfortuinlijke vertaling. Deze vertaling - van alle 33 hoofdstukken van Het land van herkomst - bevindt zich nu in het Letterkundig Museum te Den Haag, ten dele in manuscript, soms meerdere manuscripten van één hoofdstuk, ten dele in typoscript. De manuscripten zijn in een nette hand geschreven, in potlood, in zwarte of rode inkt, zelfs één keer in zwart kleurpotlood. Op vele bladen, ook van het typoscript, zijn in dezelfde hand correcties aangebracht in potlood of in zwarte of rode inkt. Er is een klein aantal bladen met correcties in het handschrift van Du Perron en één blad tjokvol met correcties in de hand van André Malraux. Correcties in de hand van Pascal Pia heb ik niet teruggevonden.Ga naar eind22 | |||||||||||||||
Obscure motievenNa de Tweede Wereldoorlog begint een nieuw chapiter in het vertaaldrama. A.L. (Rachel) Fernhout-Pellekaan (o1905), echtgenote van de schilder Eddy Fernhout, zou de roman voor Gallimard vertalen onder supervisie van Malraux. Twee hoofdstukken van deze vertaling zijn gepubliceerd in het luxe-tijdschrift Botteghe Oscure, een volumineus, op prachtig papier gedrukt tijdschrift, geredigeerd en uitgegeven door Marguerite Caetani. Deze met een Italiaanse prins gehuwde Amerikaanse nam uitsluitend literatuur van internationale allure op die nog niet in boekvorm in een andere taal was verschenen.Ga naar eind23 In Quaderno XII (1953) verschenen hoofdstuk 3 (‘Familie-album’) en 28 (‘Het gekkenhuis’) in Fernhouts vertaling, met flinke coupures in het laatste hoofdstuk, die op verzoek van Caetani waren uitgevoerd door Bep du Perron. Bovendien was bij wijze van introductie ook opgenomen een nog onvoltooide inleiding van Malraux tot de hele roman. Malraux heeft dit essay nooit afgemaakt en tijdens zijn leven is er ook niets meer van Le pays d'origine in druk verschenen. | |||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||
Niettemin is er een brief van Marguerite Caetani aan Bep du Perron, waarin zij schrijft dat zij ‘une conversation définitive’ met Malraux heeft gehad en dat zij hem zo ver heeft gekregen dat de publicatie van de Franse vertaling van de roman zal worden uitgesteld tot januari, zodat Marguerite Caetani de gelegenheid heeft fragmenten uit de roman te publiceren in Botteghe Oscure terwijl deze nog niet is verschenen in Frankrijk.Ga naar eind24 Was in 1953 inderdaad al een volledige vertaling van Rachel Fernhout gereed of deden Malraux en Fernhout maar alsof? In het Letterkundig Museum bevindt zich een vertaling van mevrouw Fernhout, maar deze beslaat slechts achttien hoofdstukken van de roman. Jan Greshoff verschaft ons meer informatie over de in Botteghe Oscure gepubliceerde hoofdstukken. Die zouden eerst door Pascal Pia en daarna door André Malraux zijn herzien. Vriendentrouw over het graf heen! Greshoff vervolgt: ‘Maar zelfs na deze bewerking was Malraux, naar hij mij zeide, er niet tevreden over omdat hij er “de stem” van Eddy niet in horen kon. Of men echter in een vertaling “de stem” van een schrijver kan overbrengen, ook al is de vertaler een meester in zijn vak, betwijfel ik ten sterkste’.Ga naar eind25 Philippe Noble brengt in een van zijn interviews toch een andere nuance aan. Hij zegt: ‘Ik neem aan dat de vertalers nogal wat bezwaar hadden tegen de manier, waarop Malraux hun Frans herschreef. Uit twee destijds gepubliceerde hoofdstukken blijkt ook dat Malraux steeds verder van de oorspronkelijke tekst kwam af te staan. Zijn Frans was prachtig, maar de vertaling klopte niet meer...’.Ga naar eind26 Voor zover ik het kan beoordelen, ontbeert de vertaling van mevrouw Fernhout het geforceerde dat de vertaling van Van Ermengem zo ondraaglijk maakt. Ook in de niet door Malraux herziene hoofdstukken zijn de zinnen veel vloeiender dan die van Van Ermengem en vertonen de dialogen de nonchalance die voor Du Perron essentieel was. Bovendien heeft mevrouw Fernhout passages waarin Du Perron moeizaam formuleert - vooral waar hij uitdrukking geeft aan een ingewikkelde gedachte - tamelijk soepel vertaald.Ga naar eind27 In 1969 schrijft Mechtilt Meyer, ‘critique littéraire et peintre’ in Parijs, in het tijdschrift Preuves een artikel over Du Perron, dat als volgt wordt aangekondigd: ‘Mme Meyer présente à nos lecteurs un grand écrivain hollandais, Edgar Charles Du Perron, dont les éditions Gallimard publieront prochainement un roman “Le pays d'origine”’.Ga naar eind28 Maar de roman blijft uit. Waarom? J.J. Oversteegen, indertijd directeur van de Stichting voor vertalingen en groot liefhebber van het werk van Du Perron, had al in 1955 van Bep du Perron gehoord, dat er een - hele, halve? - vertaling bestond van Het land van herkomst in het Frans, waar Malraux een inleiding bij zou schrijven.Ga naar eind29 Maar - aldus Oversteegen in zijn memoires - het ging ‘niet zo vlot als wij gehoopt hadden, ondanks de steun van Malraux en Pascal Pia, de een op en af in de hoogste politieke functies, de ander hoofdredacteur van het intellectuelenblad Combat. Met beide hoge heren heb ik één keer gepraat’.Ga naar eind30 Malraux noemde de | |||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||
vertaling die hij onderhanden had onbruikbaar. Ook bij Gallimard lag de uitgave ingewikkeld. Alle betrokkenen leken er op uit te zijn ‘rookgordijnen op te trekken’. Oversteegen probeerde het bij diverse personen. Schrijver en Gallimard-redacteur Queneau vertelde hem dat Malraux een vertaling in zijn bureau had liggen, maar het boek om duistere redenen tegenhield. In 1958 had Oversteegen gesprekken met Gaëtan Picon, één keer zelfs met Roland Barthes erbij. Maar Oversteegen liep ‘tegen een muur op die ik voelde maar niet kon zien’. Het manuscript ging bij Gallimard in de kluis als links aan de
André Malraux, circa 1935, foto R. Parry [Letterkundig Museum]
| |||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||
macht was en bij Malraux als rechts aan de macht was. Een andere redacteur, Michel Mohrt, liep warm voor Het land van herkomst, maar bekoelde weer. Picon verklaarde sterk de indruk te hebben dat Malraux het boek eigenlijk liever niet zag verschijnen. Hij hield immers de regie over zijn eigen mythe. Een Franse vertaling van een roman met een jeugdportret van hem als fellow-traveller van de communisten viel buiten het programma.Ga naar eind31 Willem Frederik Hermans heeft zich in een serie columns verkneukeld over de rol van Malraux bij dit alles. Over diens fragmentarisch gebleven inleiding schrijft hij: ‘In 1953 verscheen dit fragment in vol XII van het Italiaanse luxetijdschrift met de noodlottige titel Botteghe Oscure, vergezeld van stukken uit de toen bestaande vertaling van A.L. Fernhout. Malraux, die nog tot 1977 zou blijven leven, heeft het nooit verder gebracht dan dit obscure fragment’.Ga naar eind32 Maar het had volgens Hermans ook zijn goede kanten dat de vertaling zolang uitbleef: indien eerder vertaald, zou Le pays d'origine spoorloos zijn verdwenen, omdat het marxisme de smaak bepaalde van de Franse intellectuelen.Ga naar eind33 | |||||||||||||||
Nog meer pogingen en een happy endNa Rachel Fernhout hebben zich nog enkele anderen gewaagd aan een Franse vertaling van Het land van herkomst: de Belgische toneelregisseur Henri Ronse, de Franse indonesianist Vincent Monteil, in samenwerking met enkele Nederlanders, en ten slotte Clara Malraux, in samenwerking met de in Frankrijk wonende Indonesiër M.A. Djoehana. Henri Ronse verliet België medio jaren zestig om in Parijs te gaan wonen. Hij werkte toen mee aan Les Lettres françaises van Aragon, las manuscripten voor Gallimard en publiceerde wat in Critique. Hij sprak zijn vriend Henri-Floris Jespers aan ‘over de wens van Malraux Het land van herkomst in het Frans vertaald te zien’ en porde Jespers aan ‘een proefvertaling te maken’ waar Ronse zelf aan zou meewerken. Maar Jespers was te jong om zich te wijden aan het werk van iemand anders. ‘Wel moet ik nog ergens een stuk vertaling hebben. Wat er ook van zij, er kwam niks van’, aldus Jespers.Ga naar eind34 Vervolgens was het de beurt aan Vincent Monteil. Philip Freriks schrijft over hem: ‘De Franse Indonesië-deskundige prof. Vincent Monteil, die geen woord Nederlands spreekt of leest, probeerde ook met Nederlanders samen een vertaling op papier te zetten. Wederom bleek de klus te veeleisend’. Clara Malraux, die bij de scheiding de achternaam van haar echtgenoot had gehouden, bedacht na de dood van André dat het hoog tijd werd voor een goede vertaling. Als zij nou eens een poging waagde? Zij was bevriend met de uitstekend Nederlands sprekende en schrijvende Indonesiër Mohammad Akbar Djoehana (o1924), die al tientallen jaren in Frankrijk woonde en bij de Unesco had gewerkt. Het was eind 1977, begin 1978. Djoehana had de Unesco verlaten en zat om werk verlegen. Clara suggereerde hem een proefvertaling te maken, die zij dan zou corrigeren. Er werd zelfs contact opgenomen met de | |||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||
Elisabeth de Roos met zoontje Alain du Perron, circa 1936 [Letterkundig Museum]
Nederlandse Stichting voor Vertalingen, die bereid bleek het vertaalwerk te financieren, mits er een uitgever werd gevonden. Clara, die bij Grasset publiceerde, deed echter ontwijkend over de mogelijkheid om het boek door Grasset te laten uitgeven. Zij kwam ook nooit met een contract. Terwijl Djoehana aldus in een soort limbo verkeerde, kreeg hij te horen dat Philippe Noble al enkele jaren bezig was met een vertaling. Daarop werd het vertaalproject van Djoehana en Clara Malraux afgeblazen. Djoehana was blij dat er nu eindelijk een goede vertaling zou komen.Ga naar eind35 Noble heeft heel wat meer tijd uitgetrokken voor zijn vertaling dan Van Ermengem: een jaar of vier. Aan de Université de Paris-III (la Nouvelle Sorbonne) leverde zijn geannoteerde vertaling van Het land van herkomst hem een ‘doctorat de 3ème cycle’ op in ‘littérature générale et comparée’. Uitgeverij Gallimard wilde het boek graag publiceren en vroeg in september 1979 toestemming aan Alain du Perron, zoon van de schrijver uit diens huwelijk met Elisabeth de Roos. Alain du Perron richtte zich voor advies tot de Nederlandse schrijver Pierre H. Dubois. De lange lijdensweg van de Franse vertalingen indachtig, wilde hij deze nieuwe vertaling alle kans geven: ‘Slechts als zou blijken dat de kennis van de vertaler dermate gebrekkig is dat de Franse tekst op geen enkele wijze weergeeft wat er in het Nederlands stond, zou ik bij | |||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||
Gallimard bezwaren willen maken, dan wel op revisie door een andere vertaler willen aandringen’.Ga naar eind36 Dubois kon hem echter geruststellen: na zorgvuldige lectuur van een drietal hoofdstukken en een aantal steekproeven was hij tot het oordeel gekomen dat het Frans uitstekend was en dat bovendien ‘de toon zeer goed [was] getroffen’.Ga naar eind37 In 1980 verscheen de vertaling in een oplage van 5000 exemplaren, voorafgegaan door het onvoltooide essay van Malraux.Ga naar eind38 Binnen het jaar werden er 3000 exemplaren verkocht. Noble werd voor zijn grootse prestatie beloond met de Nijhoff vertaalprijs. Het boek is inmiddels uitverkocht en zal over enkele jaren in een herziene versie een tweede druk beleven. Du Perron mag tijdens zijn leven geen Franse glorie hebben geoogst, dankzij Philippe Noble heeft hij ook in Frankrijk toch nog een Nachleben. |
|