| |
| |
| |
Bericht in het Nieuwsblad voor den Boekhandel, 31 maart 1937
| |
Nawoord
...[Sjoerd van Faassen]
De ‘Autobiografische aantekeningen’ van de uitgever Frederic von Eugen (1897-1989) zijn gebaseerd op een interview dat hem in 1977 is afgenomen door de Israëlische historicus Arieh L. Bauminger, die zich voornamelijk bezighield met het joodse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Voor Von Eugens interviewer waren wellicht diens wederwaardigheden in het verzet de aanleiding tot het vraaggesprek. Von Eugens groep-‘De Haas’ (het pseudoniem waaronder Von Eugen zijn verzetsactiviteiten verrichtte) - die later met enkele andere groepen opging in de groep ‘RR’ - heeft weinig sporen achtergelaten in L. de Jongs standaardwerk Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. ‘RR’ hield zich bezig met het vervalsen van bonkaarten en persoonsbewijzen, wapenvoorziening en inlichtingenwerk voor de geallieerden. De activiteiten zijn door de groep zelf beknopt beschreven in Ontstaan en werken van de koeriers- en inlichtingendienst RR, dat in 1945 bij Von Eugens uitgeverij Amsterdamsche Boek- en Courantenmaatschappij werd gepubliceerd.
Baumingers interview is in 1994 door Arnan Oberski in het Nederlands vertaald, speciaal voor Hans de Lara, die tijdens de Tweede Wereldoorlog voor Von Eugens verzetsgroep koeriersdiensten verrichte. In 1944 werd ze opgepakt en naar het vrouwenconcentratiekamp in Ravensbrück gezonden. Dat heeft zij overleefd. Von Eugen zegt in zijn ‘Autobiografische aantekeningen’ over haar: ‘Ze deed dit werk al heel lang; ze was zelf joods en met een jood getrouwd, maar ze negeerde rigoureus elke oproep van de moffen om zich te laten registreren. Ze was nergens bang voor en met haar schoonheid, haar zelfbewustzijn en haar trots liep ze rond alsof ze nog nooit van een Duitse bezetting gehoord had’.
| |
| |
Het interview zag Von Eugen zelf kennelijk mede als eerbetoon aan zijn overleden echtgenote Alice van Nahuys (1894-1967), een van de directeuren van uitgeverij Querido. Aan het slot van het interview verklaarde Von Eugen: ‘Ik wilde dit verslag voor 2 februari afhebben, omdat Alice op 2 februari 1967 stierf. We waren in St. Moritz op vakantie, dichtbij de plaats waar we destijds besloten te trouwen. Ze stierf in mijn armen als gevolg van een hartaanval om 21.15. Het kostte haar dertien minuten om te sterven. Ik besloot dit verslag in de nacht van 31 januari op 1 februari 1978’.
Een kopie van Oberski's vertaling is onlangs door Jacques Dohmen teruggevonden in het archief van uitgeverij Querido. ZL publiceert - met de toestemming van Von Eugen kleinzonen Michiel en Teije van Geest en van Arnan Oberski - het gedeelte uit het Von Eugen-interview dat handelt over diens uitgeversactiviteiten. Dit gedeelte beslaat ongeveer de helft van het interview. Het gedeelte over Von Eugens verzetsactiviteiten bevat veel herhalingen en is weinig concreet. Het hier gepubliceerde gedeelte van Von Eugens ‘Autobiografische aantekeningen’ is op enkele plaatsen ingekort, aangevuld of verbeterd. De titel komt voor in de tekst, maar is door mij aan de aantekeningen gegeven. Verduidelijking van een aantal opmerkingen van Von Eugen vindt hieronder plaats. Een volledige transcriptie van Oberski's vertaling van het interview is opgenomen in de collectie van het Letterkundig Museum en is ook beschikbaar bij het NIOD te Amsterdam.
Fred. von Eugen, circa 1978 [Collectie Kees von Eugen, Venlo]
Receptie bij vijftigjarig bestaan van Querido, Alice van Nahuys en Fred. von Eugen [Letterkundig Museum]
| |
| |
Fred. von Eugen was van (waarschijnlijk) eind jaren twintig tot 1937 vertegenwoordiger van uitgever Querido. In dat jaar trad hij als adjunct-directeur in dienst bij De Arbeiderspers.
Over zijn komst bij Querido verstrekt Von Eugen weinig exacte gegevens. In 1926 wijzigde Emanuel Querido de rechtsvorm van zijn uitgeverij in een naamloze vennootschap. Hij zelf stortte f 50.000, een zesde van het aandelenkapitaal, zijn collega-uitgevers A.B. van Holkema en M.E.H. Warendorf van de firma Van Holkema & Warendorf stortten samen eenzelfde bedrag. Querido betrok toen ook kantoorruimte in het pand van Van Holkema & Warendorf op de Keizersgracht 333 in Amsterdam. Volgens Th. Wink was dit het tijdstip waarop Querido stopte met het bezoeken van de boekhandel. Het zou voor Von Eugens komst bij Querido dan ook een logisch tijdstip zijn. Von Eugen verbindt zijn komst echter óók met de verhuizing van Querido naar Laren (N.H.) en met het schrijven aldaar van zijn Het geslacht der Santeljano's, dat volgens Von Eugen door uitgeverij Querido werd uitgegeven toen hij daar al werkte. Echter, die tiendelige autobiografische roman verscheen al vanaf 1919 bij de Rotterdamse uitgeverij W.L. & J. Brusse, die het laatste deel in 1929 op de markt bracht. Een tweede druk - in twee delen - verscheen in datzelfde jaar eveneens bij Brusse. Dat is ook het jaar dat Emanuel Querido naar Laren verhuisde. Pas de derde druk van Het geslacht der Santeljano's werd - opnieuw in twee delen - door uitgeverij Querido uitgegeven, maar dan schrijven we al 1930.
Wink meldde over de periode ná 1926: ‘Achtereenvolgens namen verschillenden de aanbiederstaak van hem [= Querido] over. Van hun allen was hij de leermeester. Dat beperkte zich niet tot hetgeen voor de aanbieding nodig was, doch bestreek het hele gebied der uitgeverij. Querido maakte school. Zijn voornaamste aanbieders zijn allen zelfstandige uitgevers geworden: Von Eugen, Van Oorschot, Van der Peet’. Von Eugens rol bij Querido was voor de Tweede Wereldoorlog kennelijk zo beperkt, dat de chroniqueur van Querido hem slechts eenmaal in het voorbijgaan noemt. Het is bijvoorbeeld opvallend dat Von Eugen niets te melden heeft over de komst van de Salamander-reeks in 1934, toch een revolutionaire gebeurtenis in het Nederlandse boekenvak, omdat dit een van de eerste pocketreeksen was. Ook Querido Verlag, de Exil-uitgeverij die Querido opzette, behandelt Von Eugen in zijn ‘Autobiografische aantekeningen’ maar kort, zo kort dat de suggestie wordt gewekt dat hij met de inhoudelijke kant daarvan weinig tot niets van doen had. Zijn verhaal over zijn reis naar Tsjechoslowakije ten einde te proberen daar de verspreiding te regelen van het van 1933 tot en met 1935 door Querido Verlag uitgegeven tijdschrift Die Sammlung gaat bijvoorbeeld in het geheel niet in op de positie die een stad als Praag in het Exil innam. Van het bestaan van een belangrijke uitgeverij als de naar Praag uitgeweken voormalige Berlijnse uitgeverij Malik-Verlag was hij destijds kennelijk niet op de hoogte, en ook het door de Malik-Verlag in Praag in dezelfde periode als Die Sammlung uitgegeven Neue Deutsche Blätter speelde
| |
| |
kennelijk geen enkele rol bij Von Eugens Praagse onderhandelingen. Nochtans was Fritz Landshoff, de oprichter van Querido Verlag, bij de Gustav Kiepenheuer Verlag nog een naaste collega van Malik-oprichter Werner Herzelfde geweest.
Onthullend is wat Von Eugen schrijft over zijn relatie met Alice van Nahuys en de reactie van Emanuel Querido daarop. Querido's zoon vergeleek dat met de felle brouille die tussen Emanuel en zijn broer, de schrijver Israël Querido, was ontstaan en schreef daarover omfloerst: ‘In 1937 werd hij nog eenmaal in zijn persoonlijk leven fel geraakt, en onderging hij een kwetsing, die de hevigste conflicten met zijn broer overtrof’. Het Nieuwsblad voor den Boekhandel bevatte op 31 maart 1937 de mededeling dat Alice van Nahuys geen directeur meer was van Querido. Haar positie zou door de ziekte van Querido spoedig hersteld worden.
Gelijktijdig met Alices tijdelijke vertrek bij Querido trad Von Eugen in dienst bij de sociaal-democratische uitgeverij De Arbeiderspers. Ook in zijn mededelingen hierover zijn onnauwkeurigheden geslopen.
In zijn ‘Autobiografische aantekeningen’ beweert Von Eugen geambieerd te hebben na zijn ontslag bij Querido een eigen uitgeverij te starten en, om dat plan kansrijker te maken, een boekenclub te willen beginnen. Daarover zou hij contact gezocht hebben met De Arbeiderspers om daar vervolgens in dienst te treden. Over boekenclubs zwijgt Von Eugen tot hij verderop in zijn verhaal De Muiderkring ter sprake brengt. De oprichting daarvan vond echter pas begin 1940 plaats. De Arbeiderspers had wel al voor de komst van Von Eugen succesvolle series. De ARBO-reeks (vanaf 1926) bijvoorbeeld of de Kleine Cultuur Bibliotheek (vanaf 1934), om er twee te noemen.
Von Eugens eerste uitgave voor De Arbeiderspers, Het boek voor de jeugd (1937), is samengesteld door onder anderen Cor Bruijn, Arie Pleysier, Age Scheffer, Piet Schuhmacher - vier bestaande medewerkers van De Arbeiderspers. Schuhmacher was zelfs directeur van het boekbedrijf; Von Eugen volgde hem blijkens een bericht in het Nieuwsblad voor den Boekhandel pas in mei 1940 op. Met de weerstand die Von Eugen in het bedrijf zei hebben te moeten overwinnen, viel het dus kennelijk wel mee. Ook de vorm die voor de verkoop van Het boek voor de jeugd werd gekozen, was niet zo nieuw als Von Eugen doet voorkomen. De Arbeiderspers, en zijn voorganger uitgeverij Ontwikkeling, had daar al veel ervaring mee.
Zijn opmerkingen over de Amsterdamsche Boek- en Courantenmaatschappij die De Arbeiderspers eind 1937 had opgericht, behoeven ook enige nuancering, evenals zijn mededelingen over de samenwerking met de uitgever Andries Blitz. ABC was zeker geen ‘slapend bedrijf’, zoals Von Eugen opmerkt als hij in zijn ‘Autobiografische aantekeningen’ aan de Duitse bezetting toe is. In 1938 verscheen onder dit imprint van hetzelfde zetsel een herdruk van Het boek voor de jeugd.
| |
| |
Bericht in het Nieuwsblad voor den Boekhandel, 29 mei 1940
Blitz, die eerder tevergeefs gesolliciteerd had als directeur van het boekbedrijf van De Arbeiderspers, gaf in samenwerking met De Arbeiderspers vanaf 1938 de reeks ABC-romans uit. (Niet: ‘Andries Blitz Collectie’ zoals Von Eugen beweert, maar ‘Andries Blitz Combinatie’.) Nadat Von Eugen aan het begin van de oorlog bij De Arbeiderspers ontslag had genomen, slaagde hij erin de Amsterdamsche Boek- en Courantenmaatschappij over te nemen. Vanaf 1941 verschenen de ABC-romans onder dit imprint; op dat moment waren er al een kleine twintig door Blitz gepubliceerd.
Over de oprichting van de boekenclub De Muiderkring aan het einde van 1941 vertelt Von Eugen niet zo veel. De Muiderkring zou tot mei 1942 bestaan, en ook tot dat tijdstip een maandelijks huisorgaan voor de intekenaren publiceren. Een vergelijkbare reeks die de Amsterdamsche Boek- en Courantenmaatschappij vanaf 1941 uitgaf - De Tuinspiegel, een gebonden reeks met uitsluitend oorspronkelijk werk, onder redactie van J.B. Tielrooy, Albert Helman en Antoon Coolen - blijft zelfs helemaal ongenoemd. Na zijn vertrek bij ABC zou Von Eugen naar zijn zeggen als dekmantel voor zijn verzetsactiviteiten in dienst komen bij een door Albert Helman (de schrijversnaam van Lou Lichtveld) gedreven bedrijfje. Helman zat tot zijn nek in het kunstenaarsverzet en maakte deel uit van een groep fotografen en filmers (met onder anderen Maria Austria en Paul Schuitema) die microfilms en foto's naar Londen stuurden, een groep die zich later in retrospectief Particam noemde. Het is opmerkelijk dat Von Eugen op geen enkele manier bij dit kunstenaarsverzet betrokken was.
Wat de situatie bij Querido betreft, schetst Von Eugen een verkeerd beeld. Hij zegt dat Alice van Nahuys na de Duitse inval niet meer naar de uitgeverij terugkeerde. Van de vooroorlogse staf van Querido was alleen de in 1938 in
| |
| |
dienst getreden vertegenwoordiger Geert van Oorschot overgebleven. Querido zelf was in juli 1940 uitgetreden als directeur. Een maand was hij in naam opgevolgd door A.B. van Holkema, de directeur van uitgeverij Van Holkema & Warendorf, die al sinds 1933 de helft van de aandelen van uitgeverij Querido bezat. Tom van Blaaderen, een jonge gefortuneerde vriend van Querido, was sinds september 1940 onderdirecteur en vormde in mei 1941 met Van Holkema en Alice van Nahuys de directie van Querido. Van Nahuys vertrok pas in 1942. September 1944 werd uitgeverij Querido geliquideerd door Reinier van Houten, de ‘Verwalter’ die in februari 1943 de september van het jaar daarvoor als zodanig benoemde D. Wisboom Verstegen was opgevolgd.
Dit nawoord is niet de plek om Van Eugens naoorlogse carrière, die hij zelf alleen in vogelvlucht behandelt, uit te diepen. Von Eugen was betrokken bij de heroprichting van Querido en, samen met de uit Amerika teruggekeerde Landshoff, van Querido Verlag. Ook was hij betrokken bij de samenwerking met de Bermann Fischer Verlag, de uitgeverij van de schoonzoon van de befaamde uitgever S. Fischer.
Al in de herfst van 1944 was er een geheime zuiveringscommissie voor de Nederlandse uitgeverswereld in het leven geroepen, bestaande uit Von Eugen, J.R. Meulenhoff en M.A. Reinalda. Van de in september 1945 door het Departement van Handel en Nijverheid ingestelde officiële Zuiveringsraad voor de Uitgeverij, den Boekhandel, het Leesbibliotheek- en Kioskbedrijf, maakte Von Eugen geen deel uit. Deze bestond uit de jurist F. de Jong als voorzitter en had als leden de uitgevers Bert Bakker en André Becht, de schrijvers F. Bordewijk, K. Heeroma en M. Nijhoff, en de bibliothecaris J.H. Kernkamp. Wèl maakte Von Eugen na de bevrijding met F.L. van der Bom, J.H.E. Asberg, H.J.W. Becht, F.J. Dupont, J.R. Meulenhoff en B.T. Roskam deel uit van het noodbestuur van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels.
Over zijn belangrijkste prestaties als uitgever - de oprichting van Excerpta Medica, de Wetenschappelijke Uitgeverij (later ondergebracht bij Querido) en de uitgave van de twaalfdelige Eerste Nederlandsche systematisch ingerichte encyclopedie (ENSIE) (1946-1960) is Von Eugen zwijgzaam.
Ondanks de fouten, misvattingen en onbedoelde verdraaiingen die het verstrijken van de tijd in Von Eugens geheugen heeft geplant, vormen zijn ‘Autobiografische aantekeningen’ een niet onbelangrijke bron voor de uitgeefgeschiedenis van rond de Tweede Wereldoorlog. Als elke bron moeten ze met de nodige omzichtigheid gebruikt worden, maar ze geven een goed beeld van hoe de oude Von Eugen op deze roerige periode in zijn uitgeefcarrière terugkeek.
| |
| |
| |
Bronnen (bij het ‘Nawoord’)
Gottfried Bermann Fischer, Bedroht-bewahrt. Weg eines Verlegers. Fischer, Frankfort am Main 19672. |
Sjoerd van Faassen, ‘“Niet langer meer één der geknechten”. Een portret van de uitgever als jongeman’, in: ZL, Literair-historisch tijdschrift 4 (2004-2005), nr. 2, p. 19-53. |
H. Furstner, Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels 1940-1965. Amsterdam 1965. |
Frank de Glas, Nieuwe lezers voor het goede boek. De Wereldbibliotheek en Ontwikkeling/De Arbeiderspers voor 1940. Wereldbibliotheek, Amsterdam 1989. |
Ludwig Hoffmann e.a., Exil in der Tschechoslowakei, in Groβbritannien, Skandinavien und in Palestina. Reclam, Leipzig 1980. |
Piet Hein Honig, Acteurs- en kleinkunstenaarslexicon. Honig, Diepenveen 1984. |
Sjaak Hubregtse, ‘De Arbeiderspers. Lotgevallen van een gelijkgeschakelde uitgeverij’, in: Hans Renders e.a. (ed.), Inktpatronen. De Tweede Wereldoorlog en het boekbedrijf in Nederland en Vlaanderen. De Bezige Bij, Amsterdam 2006 (ter perse). |
Dirk de Jong, Het vrije boek in onvrije tijd. Bibliografie van illegale en clandestiene bellettrie. Sijthoff, Leiden 1958. |
L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Nijhoff, 's Gravenhage/Leiden 1969-1994. |
Lisa Kuitert, Het uiterlijk behang. Reeksen in de Nederlandse literatuur. De Bezige Bij, Amsterdam 1997. |
F.H. Landshoff, Querido Verlag. Amsterdam, Keizersgracht 333. Erinnerungen eines Verlegers. Mit Briefen und Dokumenten. Aufbau-Verlag, Berlin 1991. |
Ben Maandag, ‘Veen Hzn, Ybele Geert van der’, www.iisg.nl/bwsa/bios/veen-. |
Gerard Mulder, Hugo Arlman en Ursula den Tex, De val van de Rode Burcht. Opkomst en ondergang van een krantenbedrijf. De Arbeiderspers, Amsterdam 1980. |
A. Querido, ‘Querido, de mens’, in A. Querido e.a., Emanuel Querido. De mens, de schrijver, de uitgever. Querido, Amsterdam 1955, p. 9-49. |
Jan Schilt, Hier wordt echter het belang van het boek geschaad... Het Nederlandse boekenvak 1933-1948. Mets, Amsterdam 1995. |
A.L. Sötemann, Querido van 1915 tot 1990. Een uitgeverij. Querido, Amsterdam 1990. |
Adriaan Venema, Schrijvers, uitgevers & hun collaboratie (4). Uitgevers en boekhandelaren. De Arbeiderspers, Amsterdam 1992. |
F. van Vree, ‘Winkler, Johan (1898-1986)’, www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn4/wink[ler]. |
Th. Wink, ‘Querido, de uitgever’, in: A. Querido e.a., Emanuel Querido. De mens, de schrijver, de uitgever. Querido, Amsterdam 1955, p. 95-110. |
Lydia Winkel, De ondergrondse pers 1940-1945 (herzien door Hans de Vries). Veen, [Amsterdam] 1989. |
|
|