| |
Kermislied.
Stem: Hoe zoet is 't, enz.
De kermis is een droevig feest,
Hoe menig mensch word dan een beest,
Wat is er menig kermisheld
Op 't kermisfeest ter neer geveld,
Verwoest, verwoest, verwoest.
2[regelnummer]
De kermis is een droevig feest,
Ach wat regeert de booze geest
Hoe menig danser heeft er wel
Van 't speeltuig naar de naare hel
Gedanst! gedanst! gedanst!
3[regelnummer]
Ik wil niet mee ter kermis gaan,
Naar kermis volgt het kruis,
Ik hou niet van die gladde baan,
En daarom blijf ik thuis,
Die gaan wil gaat maar ik gaan niet,
Ik kom niet op het grondgebied
Van Baal, van Baal, van Baal.
| |
| |
4[regelnummer]
'k Hoor liever op mijn Libanon
Van zoet en zacht gevlei,
Hier aan het scheeprijk Y:
Den een die zingt, den âar die speelt,
Wie is het die de tijd verveelt,
Geen mensch, geen mensch, geen mensch.
5[regelnummer]
Hij die een vriend van kermis is,
Van zulk een kermis houdt,
Die gaat vrij naar de kermis,
De harst leid al in 't zout;
Maar weet gij wel wat dat ik weet,
Wie van die kermis 't harst niet eet,
Ik niet, ik niet, ik niet.
6[regelnummer]
De vrolijkheid het hart verheugd,
Zoo roept een and're vol,
't Is waar, maar maakt de kermisvreugd
Van buiten en van binnen nat,
De volle beursen leeg en plat,
7[regelnummer]
De kermis komt maar eens in 't jaar,
Zoo zingt een kermisklant,
Ja, kermisgast, dat is ook waar:
Maar stond uw huis in brand,
Al was het dan maar eens in 't jaar,
Zoo liep uw huis doch groot gevaar,
Gij ook, gij ook, gij ook.
8[regelnummer]
De Botermark, het Leidsche plein,
Die daar verkeerd kan spoedig zijn
De treurgalm die volgt achter na,
Ziet dat gaat naar Batavia,
| |
| |
9[regelnummer]
Een ander wederom die vind
In 't kermisfeest geen kwaad;
Wel mensch, zijt gij zoo steeke blind,
Hij die geheel niet zien en kan
Die is gewis een blinde man,
Een mol, een mol, een mol.
10[regelnummer]
De een roemt op Pinetto's tent,
Maar zeg, is dat geen slegte vent
Die 't brood met toov'ren won;
Ik ben niet voor die toverij,
Ik zing veel liever aan 't Y,
Verblijd, verblijd, verblijd.
11[regelnummer]
Een ander prijst de witte Beer,
De Leeuw, Leeuwin en Vos,
't Is wel, maar raakt dit beesje weêr
Eens van zijn touwen los,
Dan lijdt gij zeker overlast,
Dan gaat de Leeuw op u te gast,
12[regelnummer]
Een derde zegt ik ben nog jong,
De jeugd die voegt plaizier,
Wel jongeling met eenen sprong
Springt gij misschien in 't vuur,
Spreek nimmermeer zoo los en stout,
Want mooglijk wordt gij nimmer oud,
Mijn vriend, mijn vriend, mijn vriend.
13[regelnummer]
Wij houden van geen tovertaal,
Wij kiezen 't scheeprijk Y,
Daar zingt het vinkje van de taal,
Of 't een of ander zoet gedicht,
Dat hem en ook zijn buren sticht,
Verblijd, verblijd, verblijd.
| |
| |
14[regelnummer]
Doch zoo gij nog, o kermisheld!
Wilt naar de kermis gaan.
Zoo loopt dan met je overgeld,
Smul poffertjes bij pofferbuur,
Dan zit gij bij een warm vuur,
En droog, en droog, en droog.
15[regelnummer]
Maar zulke kaakjes, waarde vrind!
Als Mie bakt, eet ik graag;
Gij moest eens voelen hoe gezwind,
Hebt dank, mijn vriend! 't was onverwacht,
't Geen Hille ons zoo vriend'lijk bragt,
Vaart wel, vaart wel, vaart wel.
|
|