De zingende kruijer(ca. 1850)–Anoniem Zingende kruijer, De– AuteursrechtvrijZich vermakende met een aantal fraaije Liederen, welke veel gezocht en gezongen worden. Alle op bekende en aangename wijzen. Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Zamenspraak tusschen een Minnaar en een Minnares, bij het afscheid nemen naar het leger. Op eene bekende wijs. Adieu, mijn lief! mijn uitgelezen, Ik moet nemen mijn afscheid, Gedenk 't kan niet anders wezen, Ik moet trekken na den strijd, Tot dat de vreede ons zal bekroonen Met een tak van Lauwrier, Dan zal ik weer bij u komen, En verlaten 't krijgsbanier. 2[regelnummer] Minnaar ik had gehoord van vreden, Door de gansche Christenheid, Moet gij dan weer van mij treden, En gaan trekken in den strijd, 't Is ieder zijn verlangen, Ja de wensch op dorp en steê, Mogt men de tijding toch ontvangen, Dat God ons gaf rust en vree. 3[regelnummer] Schoon kind, gij spreekt zoo van de vrede, Gij weet wel dat in Duitschland, Daar nog hevig word gestreden, En het oorlogsvuur nog brand, Dat daar de groote legermagten, Vechten met onverschrokkenheid Ja bij dagen en bij nachten, Is men bezig met den strijd. 4[regelnummer] Mogt God de harte eens bewegen, Onder 't menschelijk geslacht, Dat wij die wensch van hem verkregen, Tot opregte vrede en ééndragt, Tot nut en heil voor alle menschen, Die hier wonen op 't aardsche dal, [pagina 35] [p. 35] Wie zou niet na de vrede wenschen, Die hoop ik dat eens volgen zal. De opregte vrede was te wenschen Wierd bevestigd in 't general, Tot nut en heil van alle menschen, Dat is de hoop van ons allemaal, Adieu schoon kind nu moet ik scheiden Tot ik weder bij u keer, Ik hoop dat ik u zal verblijden, Met een vredes Lauwerier. Vorige Volgende