De zingende kruijer(ca. 1850)–Anoniem Zingende kruijer, De– AuteursrechtvrijZich vermakende met een aantal fraaije Liederen, welke veel gezocht en gezongen worden. Alle op bekende en aangename wijzen. Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] De zingende Damon, tot de Godin der Liefde, dat zij het hart van Cloris tot zijne liefde buigen. Wijze: Kuipertje vol jaloersche pijn. Liefde die het al verwint, Raak mijn Cloris eens het harte, Dat zij Damon houd voor vrind, En geneest zijn boezemsmarte, Die hem schier ondraaglijk zijn; Ach, verlos hem van zijn pijn! Immers is het in uw magt, Spreekt uw goedheid 't is volbragt. 2[regelnummer] Wist ik niet dat ik haar kon, Door de trouw gelukkig maken, Dat ik zwoer bij maan en zon, Door de welstand vau mijn zaken, Nooit dwong ik dat schoone beeld, 't Welk in mijn gedachte speelt, Dat zij haar mij overgaf, Niet tot zegen maar tot straf. 3[regelnummer] Schapen heb ik menigvoud, Rundervee en schoone paarden, Hoeveel akkers rijk bebouwd, Staan op een onschatbre waarde! Hoeveel meiden, hoeveel knechts, Is het dus wel averrechts? Dat ik om haar weermin smeek, Die alleenig mij ontbreekt. 4[regelnummer] Vader, moeder, van dien schat! Broeders, zusters, zagen 't gaarne, Dat ze als Bruîgom mij omvat, In het prilste van haar jaren; Want zij kennen mijn gemoed, [pagina 23] [p. 23] En huishoudelijken stoet, Daarom hemelsche Godin, Bnigt haar hart tot wedermin. 5[regelnummer] Ik beloof uw dank-outaar, Twee daar van mijn schoonste duiven, Tot een offer jaar op jaar, Fraai gesierd met grootsche kuiven, Haar deswegens, hoort mijn beê, Maak mijn Cloris doch gedwee. Dat ze haar schenkt aan mij ten bruid, En mijn jammer wordt gestuit. 6[regelnummer] Een van 't vaderlands gehucht, Daar gij in zijt opgetogen, Laat toch de ed'le vrijheidszucht, Damon, in uw ziel verhoogen, Dat gij zijn geregeld heil, Bind aan wet, aan maat en peil, Cloris, dierbaar landjuweel, Ach, schenk Damon uw geheel. Vorige Volgende