De zingende kruijer(ca. 1850)–Anoniem Zingende kruijer, De– AuteursrechtvrijZich vermakende met een aantal fraaije Liederen, welke veel gezocht en gezongen worden. Alle op bekende en aangename wijzen. Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] De zingende Herderszang. Wijze: Van Luxemburg. Cloris. Wees welkom, teedre zielsvriendin! Gij zijt mijn schat, mijn engelin! Vergun mij lieve meid, Terwijl ge uw schaapjes weid, Dat ik u mag omhelzen, Ik heb u reeds zoo lange tijd bemind, Schenk dan uw hand aan u verliefde vrind, En bluscht mijn minnebrand, Mijn wollig vee en land, Geef ik ten onderpand. Roosje. Neen, Herder! staak uw loos gevlei, Uw taal is ligt bedriegerij, Schenk ik mijn eer en trouw, Dan zou het naberouw Misschien mijn zinnen kwellen, Daarom gaat vrij en zoekt een and're maagd Aan wien uw dwaze minneklagt behaagd, Ik haat die korte vreugd, Die tegen eer en deugd, Het dartel hart verheugd. Cloris. Neen, Roosje! denk niet dat mijn mond, U vleit op eenen valschen grond, O neen mijn teeder hart, Ontbrand in minnesmart, Ik voel mijn liefde klimmen, Ik zal u minnen tot aan 't duister graf, Niets zal u rukken van mijn boezem af, Geen druk nog tegenspoed, Dooft ooit in mijn gemoed, Dien teedre minnengloed. Roosje. Zoo gij mij dan opregt bemind, Mijn waarde Cloris! dierbre vrind, [pagina 7] [p. 7] Dan schenk ik u mijn hand En hart, ten onderpand, Van mijne wederliefde, Dan zult gij zijn mijn dierbre echtgenoot, Niets zal ons scheiden dan alleen de dood, Dien zuivre liefdegloed, Zal in ons jong gemoed, Voor eeuwig zijn gevoed. Vorige Volgende