Omstreeks het jaar 1631 schreef John Milton twee gedichten, ‘L'Allegro’ en ‘Il Penseroso’, die tegenovergestelde levensvisies verdedigen; gezelschap en eenzaamheid, dag en nacht, de drukke stad en de stilte van de natuur, het plezier (‘mirth’) en de overpeinzing (‘melancholy’) worden daarin hetzij aanbevolen, hetzij afgewezen. De stad die met verve aan het slot van het eerstgenoemde gedicht wordt beschreven, komt weliswaar voort uit de verbeelding van de (toen 23-jarige) dichter, maar zal toch ook zeker gebaseerd zijn op het Londen van die dagen. Zo zijn er de, sedertdien veel aangehaalde, regels (131-134) die verwijzen naar Ben Jonsons en William Shakespeares toneelstukken, blijkbaar nog steeds op het repertoire in de schouwburgen - totdat elf jaar later tijdens de burgeroorlog deze prentenboeken des duivels definitief dicht moesten. (Il Penseroso kon overigens alleen waardering opbrengen voor de Griekse tragedies.) Toen het in 1645 tot een uitgave van beide gedichten kwam, had die passage dus al een zekere historische waarde verworven. De bijgevoegde Nederlandse vertaling van de slotregels (117-152) van dit gedicht maakt deel uit van een serie in wording van vertalingen door mij van langere Engelse gedichten van de zestiende tot en met de negentiende eeuw.
... |
|
... |
Towered cities please us then, |
|
Nu lokt een torenrijke stad, |
And the busy hum of men, |
|
Die menselijk rumoer bevat, |
Where throngs of knights and barons bold, |
|
Waar ridder- en baronnenmacht |
In weeds of peace high triumphs hold, |
120 |
Trots zegepraalt in vredesdracht; |
With store of ladies, whose bright eyes |
|
Vrouwelijk schoon, met glanzend oog |
Rain influence, and judge the prize |
|
Dat invloed straalt, bekroont betoog |
Of wit, or arms, while both contend |
|
Of zwaard, dat naar haar gratie dingt, |
To win her grace, whom all commend. |
|
Die iedereen voluit bezingt. |
There let Hymen oft appear |
|
Dan tone Hymen zijn gezicht |
In saffron robe, with taper clear, |
|
Saffraan zijn mantel, kaars verlicht, |
And pomp, and feast, and revelry, |
|
Met masker-show en feestelijk maal, |
With mask, and antique pageantry; |
|
Schouwspel oud, vol pracht en praal, |
Such sights as youthful poets dream |
|
Beleefd als jonge dichtersdroom |
On summer eves by haunted stream. |
130 |
Bij 'n zomeravond toverstroom. |
Then to the well-trod stage anon, |
|
Dan ons naar 't druk toneel gekeerd, |
If Jonson's learned sock be on, |
|
Als Jonsons blijspel ons iets leert. |
Or sweetest Shakespeare, Fancy's child, |
|
Of Shakespeares fantasie, zo puur, |
Warble his native wood-notes wild. |
|
Heemvast zijn noten zingt, vol vuur. |
And ever against eating cares, |
|
En, tegen zorg die aan mij vreet, |
Lap me in soft Lydian airs, |
|
Baad dan mij, door klank omkleed, |