De Zeventiende Eeuw. Jaargang 6
(1990)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |
Een merkwaardig literair werk en de Amsterdamse effectenmarkt in 1688: Joseph Penso de la Vega's Confusión de confusiones
| |
[pagina 160]
| |
Engeland, of met beide. De angst voor oorlog met deze mogendheden deed de koersen van VOC- en WIC-actiën dalen, evenals de waarde van de provinciale obligaties, terwijl tegelijkertijd de rentevoet op de geldmarkt begon te stijgen. In enkele dagen verergerde de toestand zeer.Ga naar eind2. Deze financiële crisis in de zomer en herfst van 1688 te Amsterdam was zeker niet zo erg als die van het rampjaar 1672, toen in de eerste maanden na het binnenvallen van de troepen van Lodewijk XIV de VOC-aandelen van 572% tot rond 250 daalden. Maar de financiële krach van 1688 was wel op één na de meest rampzalige van de hele eeuw en, terwijl die van 1672 klaarblijkelijk het resultaat was van een echte ramp, was in 1688 de rol die angst, speculatie en psychologische factoren speelden ongewijfeld veel groter.Ga naar eind3. De pamflettenoorlog die toen over het nut of de degelijkheid van de Amsterdamse effectenmarkt woedde, was echter al begonnen in de vorige maanden, toen de koersen van de VOC-aandelen voor het eerst sinds 1672 tot boven de 500% gestegen waren, een niveau vergelijkbaar met dat van de maanden vóór de crisis van 1672.Ga naar eind4. Vanaf het midden van 1687 en gedurende de eerste maanden van 1688 werd de speculatieve atmosfeer rond deze handel steeds geladener. Wat betekenden de steeds scherpere stijgingen en tijdelijke dalingen van de koersen en de toenemende onrust van de markt? Gedurende de lente van 1688 waren, volgens Penso de la Vega, de koortsachtige schommelingen van de effectenkoersen een van de voornaamste onderwerpen van gesprek te Amsterdam, en wij kunnen uit de pamfletten opmaken dat het commentaar overwegend ongunstig was. Een van de bekendste toentertijd over de actiënhandel uitgegeven pamfletten, geschreven door de notaris Nicolaas Muys van Holy, schreef dat iemand die slechts eenige kennis heeft van de negotie der actien in de Oost en West Indische Compagnieen, en op hoedanigen voet dezelve dagelijks gedreven werd, zal bevinden dat er geen handel kan bedogt werden pernicieuser zo voor den lande in het algemeen, als voor de beide compagnieen, mitsgaders voor de commercie en ontelbare ingezetenen in 't bezonder.Ga naar eind5. Vanaf eind Augsutus 1688 was het voornaamste punt van de klachten natuurlijk de grote verliezen die geleden werden door de aandeelhouders - zowel belangrijke kooplieden als de gemene man. In de eerste tien dagen van de crisis zijn de VOC-actiën van hun hoogste punt van de hele eeuw, namelijk 582% in het midden van Augustus, met meer dan 200% gedaald tot 360.Ga naar eind6. ‘Almachtige! Wat een ongeluk, wat een vernieling, wat een donderslag!’ roept de wijsgeer, die één van de deelnemers is aan de literaire dialogen over de effectenmarkt van 1688 in Penso de la Vega's Confusión de confusiones. Later, in de tweede helft van september en oktober, heeft de koers van de VOC-aandelen zich rond de 420% gestabiliseerd, maar ook dit betekende een enorm verlies voor zowel de grote als de kleine aandeelhouders.Ga naar eind7. Ondertussen zijn de effecten van de Amsterdamse kamer van de WIC nog sterker gedaald van 110 tot 57%. Deze verliezen hebben, samen met andere financiële moeilijkheden in die maanden en de algehele slechte toestand van de handel, op hun beurt een hele reeks faillissementen veroorzaakt. Op 28 september 1688 schreef de Engelse con- | |
[pagina 161]
| |
sul te Amsterdam, Daniel Petit, naar Londen dat The East India actions which are of late so very much fallen and by which Monsieur van Beuningen loses already some tons of gold have ruined a great many merchantsGa naar eind8. en verder een week later, dat de great fall of the East India actions has already ruined several of our greatest merchants here and many more must and will undoubtedly follow.Ga naar eind9. De grote daling op de effectenmarkt was het belangrijkste element in een wijdere financiële crisis, die onder meer een sterke vermindering in waarde van de obligaties van de Staten Van Holland met zich meebracht en een reeks faillissementen van belangrijke handelshuizen. Tesamen vormen deze omstandigheden de achtergrond van Joseph Penso de la Vega's reeds genoemde, belangrijke boek, dat juist in die maanden werd geschreven. De Confusión de confusiones is zeker één van de merkwaardigste en meest indrukwekkende werken, die in de vroeg-moderne tijd onder de Nederlandse Sefardische joden zijn geschreven. Penso de la Vega was een van de voornaamste literateurs van de Amsterdamse joodse gemeente van de late 17de eeuw. Tegelijkertijd was hij zowel een ervaren koopman in diamant en andere goederen, als een speculant in Oostindische effecten. Sinds de 19de eeuw kent de Confusión de confusiones ruime bekendheid als de eerste gedetailleerde beschrijving van de werking van de effectenmarkt, en in onze eeuw is het stuk zowel in het Nederlands als gedeeltelijk in het Duits en in het Engels vertaald.Ga naar eind10. Tot nu toe echter is, voorzover ik weet, nog niemand op de vraag ingegaan waarom Penso de la Vega zijn merkwaardige boek juist tijdens de ingewikkelde omstandigheden van 1688 heeft geschreven en waarom dit werk - gedeeltelijk, maar alléén gedeeltelijk, een beschrijving van de werking van een effectenmarkt - gelardeerd is met langdurige literaire afdwalingen en allegorische verbeeldingen. Oppervlakkig gezien lijkt het vreemd dat een werk dat in de eerste plaats over een aspect van het beurswezen gaat, voor meer dan driekwart bestaat uit literaire verbeeldingen die, zo schijnt het, vaak weinig te doen hebben met de effectenhandel. Het gedeelte van het boek dat rechtstreeks over financiële en economische zaken gaat, is maar relatief klein. Bij nader inzien echter, blijkt het dat er een heel nauwe relatie is tussen de meer literaire en de meer technische gedeelten van Penso de la Vega's boek. Ik zal proberen dat uit te leggen. Een belangrijk punt daarbij is naar mijn mening, dat de crisis van de Amsterdamse effectenmarkt, alsmede de pamflettenstrijd over haar functies een bijzondere betekenis had voor de Portugees-joodse gemeente van Amsterdam in haar geheel. Hoewel de crisis een algemeen Nederlands en ook internationaal verschijnsel was, betekende hij voor de Sefardische gemeente, en niet alleen voor de kooplieden daarvan, een acuut probleem, dat allerlei ingewikkelde psychologische en sociale complicaties met zich meebracht. Tijdens de laatste decennia van de 17de eeuw werd de hoofdrol op de effectenmarkt van Amsterdam door Portugees-joodse makelaars, of accionistas, gespeeld.Ga naar eind11. Het merendeel van het geld belegd in VOC- en WIC-aandelen bleef | |
[pagina 162]
| |
ongetwijfeld niet-joods, maar wel kwam de makelaardij in effecten in overwegend Portugees-joodse handen, zoals J.G. van Dillen verschillende keren heeft aangetoond. De beslissende factor in de dagelijkse vaststelling van stemmingen en koersen waren de ontmoetingen van de sefardische accionistas op de beurs en in bijzondere vergaderplaatsen - vaak koffiehuizen, zoals Penso de la Vega zegt -, waar zij het laatste nieuws, zowel economisch als politiek, uitwisselden en afspraken maakten. In de pamfletten over de effectenhandel die in de jaren 1687 en 1688 uitgegeven werden, komt het joodse aandeel daarin alleen maar zo nu en dan en passant ter sprake.Ga naar eind12. Het was zeker niet een centraal punt in de discussies. Maar toch wordt deze kwestie wel af en toe aangeroerd en er is reden aan te nemen dat in de talloze mondelinge discussies, die in die tijd over de actiënhandel gevoerd werden,Ga naar eind13. veel meer aandacht aan de joodse rol werd gegeven. In ieder geval werd er toentertijd veel scherpe kritiek op de makelaars in aandelen geleverd en gegeven het feit dat het merendeel daarvan joods was, vormde dit op zichzelf een probleem voor de Sefardische gemeente. In een Engelse beschrijving van het Amsterdamsche leven die een of twee jaar na de grote crisis van 1688 werd geschreven, wordt geklaagd over transactions of the Jews and others, who make a trade of buying and selling the Actions of the Company, the which is a great mystery of iniquity and where it enricheth one man, it ruins an hundred. the Jews are the chief in that trade and are said to negotiate seventeen parts in twenty in the East India Company; these actions are bought and sold four times a day at eight in the morning in the Jews-street, at eleven on the Dam, at twelve and one o'clock upon the Exchange, and at six in the evening on the Dam, and in the colleges or clubs of the Jews until midnight, where many times the crafty Jews and others have contrived to coin bad news to make the actions fall and good news to raise them [...].Ga naar eind14. Inderdaad lijkt het mij waarschijnlijk, dat het juist in de jaren rond 1688 en vooral ten gevolge van de grote crisis van dat jaar was, dat de moderne Europese antisemitische mythe van de ‘stock exchange jew’ - één van de sterkste elementen van het Centraaleuropese antisemitisme van de late 19de en vroege 20ste eeuw - zijn oorsprong vond. Het beeld van de ‘stock exchange jew’ als iemand die zeer nadelig was voor de maatschappij in het algemeen, was een nieuw element in het Europese antisemitisme. Maar het was gefundeerd op een zeer oud beeld van de jood die zijn mysterieuze financiële kracht en kundigheid en ook allerlei bedrog gebruikt om eerlijke christenen geld af te zetten. Voor de Portugees-joodse gemeente van Amsterdam betekende de financiële crisis van 1688 en vooral de ‘great crash’ van de effectenmarkt dus niet alleen grote verliezen, zoals voor alle andere aandeelhouders. Het betekende ook dat een van haar belangrijkste activiteiten, de handel in effecten, een brandpunt van kritiek werd en dat er een nieuw type aandacht voor de joden kwam. Het boek van Penso de la Vega is zeker geen voorbeeld van joodse zelfverdediging. Het is niet een apologie of verontschuldiging van de effectenmarkt, of van de handelaars in actiën, als reactie op felle kritiek die in die tijd daartegen geleverd werd. Als het dat wel zou zijn geweest, zou het boek zeker in het Nederlands of het Frans geschreven moeten zijn geweest. Het feit dat de Confusión de | |
[pagina 163]
| |
confusiones niet alleen in het Spaans, maar daarbij in een zeer ingewikkeld en gecultiveerd Spaans, volstrekt ongeschikt om in andere talen vertaald te worden, was geschreven, bewijst dat het boek ongetwijfeld in de eerste plaats voor het Sefardische publiek was bestemd.Ga naar eind15. Eveneens is het opmerkelijk dat de taal en toon van het boek bijna nooit rechtstreeks propagandistisch of louter verontschuldigend zijn. In tegendeel, het valt op dat de schrijver niet alleen bezig is de meer positieve elementen van de effectenhandel te laten zien, maar ook met niet minder nadruk de slechte. Weliswaar trekt hij aan het eind van de vier dialogen waaruit zijn boek bestaat, de conclusie dat ondanks de grote gevaren die de actiënhandel inhoudt en waartegen iedereen gewaarschuwd moet worden, het kopen en verkopen van aandelen op zichzelf iets positiefs is, zowel voor de handel in het algemeen, als voor de individuele aandeelhouder. Maar de schrijver legt veel nadruk op het onderscheid tussen de voorzichtige en gematigde handel in effecten aan de ene kant en het onmatige speculeren aan de andere kant.Ga naar eind16. Dat laatste ziet hij als de oorzaak van allerlei sociale en psychologische, zowel als financiële nadelen. Het zijn altijd dezelfde drie sprekers die deelnemen aan de dialogen - een accionista, een koopman en een wijsgeer. Aan het eind van het boek laten zowel de koopman als de wijsgeer zich door de accionista overtuigen en besluiten zij, dat zij in de toekomst wel zullen doorgaan met het kopen en verkopen van actiën op de effectenmarkt, maar alleen op een gematigde, nuchtere manier. ‘Ik heb den handel lief, doch verafschuw het spel’, zegt de koopman.Ga naar eind17. Ik wil denzelfden koers maar volgen [...], zegt de wijsgeer, in dezen negotie ben ik het eens met de paradox van den platonischen musicus die bewees dat nietzijn beter was dan zijn, want ik houd het voor veel beter geen actionist te zijn dan wel en beter het niet meer te zijn dan het geweest te zijn. Ik spreek over den actionist die speculeert, niet over de actionist die handelt, want alles wat ik bij den laatste als eerlijkheid zie, zie ik bij den eerste als bedrog.Ga naar eind18. Het grootste deel van de Confusión de confusiones, de eerste drie van de vier dialogen waaruit het boek bestaat, moet in de eerste maanden van 1688 zijn geschreven, zoals blijkt uit de voorafgaande dedicatie aan Duarte Nunes da Costa, die gedateerd is mei 1688, en door het gebrek aan verwijzingen naar de ‘great crash’, die het eind van augustus van dat jaar begon.Ga naar eind19. Penso de la Vega's discussie over de ‘crash’ zelf vindt alleen plaats in de laatste dialoog. Het boek moet dus hoofdzakelijk geschreven zijn in de tijd toen de koersen nog steeds aan het stijgen waren, maar toen wel al algemene onrust over de effectenhandel en over de activiteiten van de handelaars in aandelen bestond. Het is duidelijk, dat het niet in de eerste plaats Penso de la Vega's bedoeling was tegen het gevaar van grote verliezen te waarschuwen of de enorme daling te verklaren, maar dat het hem er om ging zichzelf en zijn lezers vertrouwd te maken met een steeds dubbelzinniger, veel besproken en moeilijk vraagstuk, dat van groot belang was voor de Portugees-joodse gemeente van Amsterdam. Het boek is niet zo zeer een poging de effectenmarkt en -handel in een logische of technische context te plaatsen, maar vooral een middel om uitdrukking te geven aan de ambivalence, zoals men in het Engels graag zegt: de gemengde, ingewikkelde gevoelens, die zowel Penso de la Vega zelf als zijn lezers moeten hebben ervaren tengevolge van de buitengewone spanning en onverwachte, intensieve aan- | |
[pagina 164]
| |
dacht van de kant van het niet-joodse publiek, veroorzaakt door de ramp op de effectenmarkt. De Portugees-joodse gemeente van Amsterdam moest toen niet alleen de felle kritiek en soms ook wrok van vele niet-joden zien te verwerken, maar ook, en in niet mindere mate, hun eigen twijfels en bezorgdheid over de actiënhandel. Het boek is geen praktisch handboek hoe men zich op de effectenmarkt moet gedragen, maar een literaire behandeling van de sociale en psychologische consequenties van een nieuwe vorm van financiële activiteit, bedoeld om de actiënhandel een duidelijker plaats te geven binnen de culturele en psychologische wereld van de Amsterdamse en ook andere Noord-west-europese Portugese joden. De literaire impuls wordt hier gebruikt als een middel om een dieper en ander soort kennis te verwerven, kennis van een zeer ingewikkelde activiteit die gekenmerkt werd door grilligheid en onzekerheid, en soms ook door bedrog. Voor Penso de la Vega was de werking van de effectenmarkt alleen gedeeltelijk rationeel te verklaren en juist daarom kon dit economische verschijnsel niet in de termen van andere takken van het economische leven voldoende grondig behandeld worden. De actiënhandel was voor hem gedeeltelijk een rationeel systeem, maar in sterke mate óók een mysterieus raadsel, aan de ene kant harde werkelijkheid, aan de andere kant een soort fantasie.Ga naar eind20. Het lijkt me niet alleen een van de indrukwekkendste plaatsen in het boek, maar ook een waardige sleutel tot Penso de la Vega's bedoeling, als hij bij monde van de actionista tegen de wijsgeer zegt: Terecht mag ik zeggen dat gij niets weet, gebaarde vriend, omdat gij onkundig zijt van een raadselachtigen handel, die de reëelste en de schandelijkste is die de wereld kent, de verfijndste en de grofste die er op den aardbol wordt gedreven. Hij is een staalkaart van wetenschappen, een handboek van bedriegerijen, een toetssteen voor de verstandigen en een grafsteen voor de waaghalzen, een schatkamer van winsten en een oorzaak van ondergang, en tenslotte een beeld van Sisiphus die nimmer rust en een symbool van Ixion, die zonder ophouden voortwentelt op een levend rad.Ga naar eind21. |
|