De Zeeuwsche minnezanger
(ca. 1870)–Anoniem Zeeuwsche minnezanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van Uitgezochte Liederen
[pagina 80]
| |
Ik zag van verre een meisje staan,
Zij was zoo schoon en aangenaam.
Zoodra het meisje mij aanzag,
Nam zij de vlucht in 't woud terug;
Ik sprong op en liep naar haar toe,
Ik sprak: lief kind, waarom loopt gij zoo?
Zij sprak mijnheer ik ken u niet
En ik weet niet wie of gij zijt,
En mijne moeder zegt tot mij:
Dat 'k bij geen mannen alleen mag zijn.
Mijn kind, geloof uw moeder niet,
Vreest gij een mannen aangezicht;
Want uw moeder is maar een oud wijf,
Daarom heeft zij geen tijdverdrijf.
Zoo gaf ik haar 't genot der min,
Dat was naar het meisje haar zin:
Zoo kan men zien hoe de meisjes bestaan,
Zij geven zich gedurig daaraan.
Eerst houden zij zich een weinig dom,
En dan bidden zij zelf daarom,
Dat meisjesgoedje is zoo loos,
Somtijds worden zij ook boos.
|
|