De Zeeuwsche minnezanger(ca. 1870)–Anoniem Zeeuwsche minnezanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van Uitgezochte Liederen Vorige Volgende Apothekerslied. O wat geluk heeft een apotheker, Als hij maar goede klanten heeft; Hij profiteert, dat is zeer zeker, Als hij veel medicijnen geeft, Ik zal het u zoo straks doen blijken Dat die affaire is zeer goed, Daar niemand kan in 't fleschje kijken, Wat een apotheker daarin doet. (bis.) Het is een slecht medicijneren Voor iemand die een slecht hart heeft, [pagina 77] [p. 77] Die kan geen drank van mij begeeren, Omdat d' apotheker die niet heeft, Want is het hart eenmaal bedorven, Dan is er geen genezen aan Al hebt gij nog zooveel verworven, Gij moet hiermeê ten grave gaan. Komt meisjes, wil bij mij maar komen, Ik heb nog een goed middel hier, Kom maar bij mij, en wil niet schroomen, Het is voor u een groot pleizier Ik heb mooi rood voor uwe wangen, Dat is een zeer goed medicijn, Ik heb nog iets naar uw verlangen, Gij hoeft bij mij niet bang te zijn. Mocht het soms in uw hoofd mankeren, Daarvoor heb ik een' medicijn, Kom maar bij mij en wil proberen, Maar 't moet niet van het minnen zijn, Die zoo iets heeft die is verloren, En eeuwigdurende is die pijn, Een straf die men altijd moet hooren, Daarvoor bestaat geen medicijn. Ook meisjes wilt maar bij mij komen, Als gij hebt in uw buikje pijn, Kom maar bij mij en wil niet schroomen! Maar 't moet niet van het minnen zijn, Want die zoo iets komt te mankeren, Maar negen maanden duurt die pijn. [pagina 78] [p. 78] Voor meisjes die zoo iets mankeren, Daarvoor bestaat geen medicijn. Ook oude lieden hoog van jaren, Die met een jongman zijt getrouwd, Het is een drank om te besparen, 't Is voor u, als gij mij vertrouwt; Wil steeds op uw gemak maar leven, Het mocht anders nadeelig zijn, Want als de krachten u begeven, Daarvoor bestaat geen medicijn. Vorige Volgende