De Zeeuwsche minnezanger(ca. 1870)–Anoniem Zeeuwsche minnezanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van Uitgezochte Liederen Vorige Volgende Treurzang van een zeeman aan zijne vrouw en kinderen, bij het vergaan van zijn schip in den jongsten storm, 16 November 1861. Vaarwel mijn dierb're vrouw, ons schip zit op de klippen, Wij zijn in doodsgevaar en kunnen niet ontglippen, Mijn beê stijgt hemelwaarts met kalmte op de lippen, Vaarwel mijn lieve vrouw, vaarwel mijn dierbaar kroost. Moest ik dan op deez' kust mijn zwervend leven laten, Daar ik zoo graag met u nog eenmaal wilde praten, Mijn dierb're Marie, moest ik u zoo verlaten, Vaarwel, mijn lieve vrouw, enz. De stormwind huilt door 't wand en sissend gaan de touwen, Mijn bede rijst omhoog: o Heer! wil ons behouwen! God geve dat ik u nog eenmaal mag aanschouwen. Vaarwel, mijn lieve vrouw, enz. Daar slaat ons schip aan stuk, de dood is ons beschoren, Wil in het uur des doods, o Heer, mijn smeekstem hooren, Ja, wij zijn reddeloos met man en muis verloren, Vaarwel, mijn lieve vrouw, enz. [pagina 59] [p. 59] O welk een droeve smart, nu ik van u moet scheiden, Nu na een lange reis, daar ik mij nu verblijde U spoedig weêr te zien en nu zoo droef moet scheiden. Vaarwel, mijn lieve vrouw, enz. Een blijde hoop schiet mij nog streelend voor de zinnen, Ik had u toch zoo lief en zag mij trouw beminnen, Ja op dit oogenblik voel ik zielesmart van binnen. Vaarwel, mijn lieve vrouw, enz. Ja, eenmaal zullen wij ons beiden saam vereenen, Der lange toekomst vrees is dan voor ons verdwenen, Ja, met die vaste hoop ga ik vertrouwend henen, Tot wederziens Marie, tot wederziens mijn kroost! O God! het valt mij zwaar hier zoo te moeten scheiden, Wat zal wellicht mijn vrouw, wat mijne kinders lijden, Der weeuwenkleed is lang, 'k laat me in de golven glijden. Vaarwel, mijn lieve vrouw, enz. Vorige Volgende