De Zeeuwsche minnezanger(ca. 1870)–Anoniem Zeeuwsche minnezanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van Uitgezochte Liederen Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Kamplied. Wijze: Het Hollandsch hart vergeet zijn Koning niet. Hoort mannen! hoort de trom en de trompetten, 't Is geen alarm, maar 't is gewoon appèl; Wij zullen nu een vredekamp betrekken, Prins Frederik voert over ons bevel. Als veldmaarschalk zoo braaf in deugd en zeden, Wordt hij bemind, van iedereen geëerd. Gij weet toch hoe Prins Frederik heeft gestreden, Dus mannen voorwaarts! als hij kommandeert. bis. Op, wapenbroeders! laat ons flink marcheeren, En voorwaarts trekken naar de kamp bij Zeist; Een goed soldaat moet toch ook eens kampeeren, 't Is Willem III, de Koning die het eischt. Wij mogen daar ons plicht niet in verzaken; Komt, grijpt de wapens stevig in de hand, Want komt gevaar ons dierb'ren grond genaken, Dan strijden wij voor 't vrije Nederland. En zijn wij daar dan vroolijk aangekomen, Van 't loopen moê en ook wat vol met stof, De orders hebt gij spoedig dan vernomen, Hier is uw tent en poets de wapens af; En dan gezwind als Nederlands soldaten, Met spons en borstel lustig aan den strijd, Terwijl een ander nog eens komt te praten Van 't garnizoen en van zijn lieve meid. [pagina 53] [p. 53] De avond valt, de taptoe is geblazen, En ieder krijgsman gaat dan naar zijn tent, Na visitatie houdt men op met razen, De lichten uit, dat is van ouds bekend. Men slaapt gerust al op de lange veeren, Wel niet zoo zacht als in het garnizoen, Doch in het veld moet men toch iets ontberen, De Prins van Oranje wil dat ook wel doen. De duist're nacht van 't zwarte floers omgeven, Is dra voorbij, de morgen die breekt aan, Het sein wordt ons door 't morgenschot gegeven, Dat wij aan 't strootjes rapen moeten gaan, Is dat gedaan dan schielijk omgehangen, Grijpt het geweer, uw ransel en uw hoed, Sergeant der week zegt dan naar zijn verlangen, Komt mannen, hangt uw tasch en ransel goed. En dan: geeft acht! maar spoedig opmarcheeren, Het hoofd recht op! 't kommando is er uit; Wij doen ons best om goed te defileeren, Want anders krijgt men toertjes bij de schuit. Doch neen, wij willen hier ons plicht betrachten, Opdat de excercitie goed mag gaan, En slaat de trom, wij laten ons niet wachten, Met Willem III zullen wij ten strijde gaan. En nu tot slot een Neêrlandsch lied gezongen, De Koning leev'! en ook 't Oranjehuis! Het bloeie lang en blijve ongeschonden, [pagina 54] [p. 54] Van dwingelandij en ook van vreemd gespuis, Het Neêrlandsch bloed stroomt vrij door onze ad'ren, Dat blijf 't gevoel, wij hebben ons verpand; En mocht de vijand onverwacht ons nad'ren, Dan strijden wij voor Vorst en Vaderland. Vorige Volgende