De Zeeuwsche minnezanger(ca. 1870)–Anoniem Zeeuwsche minnezanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van Uitgezochte Liederen Vorige Volgende Een nieuw lied van de bedrogen liefde. Op eene aangename wijze. De boerenknechten zijn zoo fijn, Zij weten de meid te streelen, Zooals er veel te vinden zijn, Dat ziet men in 't gemeen. Hoort wat aardige conditie, Van een meid met eenen knecht, Wat zij in groote concubitie, Samen hebben uitgerecht. De boer die ging uit rijen, De knecht die zuiverde den stal, Kato die kwam hem vrijen, Dat haar berouwen zal. [pagina 50] [p. 50] Zij sprak: maar mijn lieve Sjaak, Ik ben met min bevangen, Wij zijn alleen, mijn kameraad, Vrees toch voor geen verraad. En zij gaf Sjaak een zoentje, Waar de knecht van stond te zien, En bloosde als een hoentje, En hij sprak: mijn lieve Katrien. Het kan nu niet mankeeren, Gij maakt mij zoo heet als vuur, Wat is van uw begeeren, De stal is vol plezier. Ware liefde geeft geen twist, Dus om heel vrij te wezen Kropen zij in de haverkist, Dat Kobus ook niet wist. Maar door het mallen en het schokken Op den slag van troebadoe; Toen begon de kist te schokken En het deksel knapte toe. Zij waren verschrokken, De liefde was verkeerd in pijn, Zij zaten opgesloten, Het kon niet anders zijn. [pagina 51] [p. 51] De boer kwam thuis van 't rijen moe, Om zijnen knecht te vragen, Waar hij zocht hij vond hem niet, Hij kwam maar niet te recht. Hij heeft zijn paard op stal gedreven Eer hij van de zaak af wist. Om het beest het zijn te geven, Zocht hij naar de haverkist. Hij hoorde geruchten En sprak: wat speelt er in mijn zin. De knecht die riep met zuchten, Ach baas! ik zit er in. De kist werd op een korten tijd Door eenen smid ontsloten, Kato was hare maagdom kwijt, Dat heeft haar Sjaak gezeid. Meester wil mij excuseeren, Want het was Kato haar fout, Als wij aan het stoeien waren, Heeft zij mij in de kist gedouwd. Zoo ziet men verleien De jonkmans door der meisjes list, Die in den stal wilt vrijen, Past op de haverkist. Vorige Volgende