De Zeeuwsche minnezanger(ca. 1870)–Anoniem Zeeuwsche minnezanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van Uitgezochte Liederen Vorige Volgende De kippeboer. Wijze: De Scheveningsche visscher. Ik kom in Nederland, Met haantjes en met hennetjes, Zij springen naar den trant, De wijfjes als de mannetjes, Als ik 's morgens de dageraad zie, Dan kraait hij zijn kiekerkiekie, En roept ons om vroeg op te staan Als het nachtwerk is gedaan. Kom meisjes kom bij mij En wilt mij omringen, Het is een lief hebberij, Mijn haantje te zien springen; Als het haantje springt heen en weer, Bemint het zijn hennetje teer; Is hij in het hokje bij haar, Zoo liefkoozen zij dan elkaar. Kom, koop dan zulk een haan, Het is een lekker brokje, Maar zorgt toch, wil verstaan, Vooral voor een schoon hokje; [pagina 44] [p. 44] Als de dag dan verschenen is, Dan nadert de avond gewis, Begeeft hij zich gaarne ter rust, Een schoon hokje is dan zijn lust. Gij heertjes koopt een hen, Ik zal u leeren weten, Hoe dat men voelen kan, Wil men een malsche eten, Zie aan dan maar eens waar ik voel, Vestaat gij niet wat ik bedoel, Zoo'n hennetje en een flesch wijn, Wie zou daar niet happig naar zijn? Zoo'n hen is ook goedkoop Als gij die laat opgroeien, Dan leeft gij nog op goede hoop, Want zulk een hen kan broeien, En worden de kuikens groot, Winnen zij voor 't hennetje brood, En teelen zij zoo verder voort, Dan hebt gij het beste soort. Vorige Volgende