De Zeeuwsche minnezanger(ca. 1870)–Anoniem Zeeuwsche minnezanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van Uitgezochte Liederen Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] De trouw verachtende jonkman. Wijze: Van de stuursche Maagd. 'k Heb in den band van trouwen geen behagen, Schoon dat het vele jonkheid vleit, Zonder te weten, een ieder wil het wagen, Maar het is veel te slechten tijd Om te gaan trouwen en huis te houwen, De man is slaaf en de vrouw slavin, Ik neem voor mij van dezen last te schouwen, En 'k heb tot trouwen geenen zin. Veel van de jonkheid die willen het probeeren, Te komen in den slavenstaat, Het is nog lastig al, schoon zij accordeeren, En als het dan soms kwalijk gaat, Dan is het paarken, binnen het jaarken, Vol armoed en hun kleeren kwijt, Dan gaan zij klagen bij vader en bij moeder, Ach God, wat is 't een slechten tijd. Als zij getrouwd zijn, tien dagen of drie weken, Dan komt een kleintje voor den dag, Het is de mode, gij moet er niet van spreken, Ik zie dat het gebeuren mag, De man geen rusten, het beneemt de lusten, Hij gaat aan 't drinken en laat het werk staan, De vrouw krijgt slagen in plaats, dat hij haar kuste, Dat heeft den band van trouw gedaan. Men ziet de vrouw dan haar krullen niet meer dragen, Haar heele sieraad dat licht op zij. [pagina 26] [p. 26] Al de pomade wordt uit haar haar geslagen, Zij is van het palleeren vrij, Den moed gaat zinken, haar schoenen blinken Van kindervuil en de man van slijk, Want alle weken gaat hij twee dagen drinken, Dat is het jeugdig huwelijk. Dan kan de vrouw haar man niet meer behagen, Zij stinkt, wanneer hij haar beziet, In plaats van streelen moet zij blauw oogen dragen, Gelijk het bij zoo veel geschied, Den man aan 't streelen in de bordeelen, Den geheelen nacht bij eene Venuspop, Te Huis is het vechten, kijven en krakeelen, Zoo gaat het geld en kleeren op. Wie zou zich dan tot het huwelijk begeven, Wanneer men zulke paren ziet, Ik kies nog liever zes jaar 't soldatenleven, En breng geen vrouw in het verdriet, Dan kan ik vrijen, langs alle zijden, En kom ik thuis, ik vind geenen last, Niemand zal mij tot het trouwen leien, Want daar is geen fortuin aan vast. Vorige Volgende