De Zeeuwsche minnezanger(ca. 1870)–Anoniem Zeeuwsche minnezanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van Uitgezochte Liederen Vorige Volgende Eene goede raad voor meisjes, gegeven onder het koffiedrinken. Wijze: De jagers in het veld. Als men nu eens beschouwt, Hoe ieder nu toch trouwen wil, Meisjes, vijftien jaren oud, Krijgen al een gril; Ach! ach! Zuchten zij dan tot elkaar, Had ik nu maar eenen man, Dan was ik uit 't gevaar. Men zoekt tot men die treft, Waar men meê gaat in 't huwelijk, Elk verbeeldt zich en beseft, Getrouwd dan is men rijk; Wacht maar! Denkt een ander man en vrouw, Een jaar verder hoor ik jou, Dan zijt gij in het nauw. [pagina 20] [p. 20] Welnu, dat jonge paar Dat streelt en kust zich dag en nacht, Zoo passeert het eerste jaar, Een kleintje wordt verwacht, O wee! Hiermede nu begint de pret! Zingen en wiegen nu met het kind; Des nachts geen rust in 't bed. Zoo, zoo is men er in, De tijd zeer spoedig dan vervliegt, Eentje was het voor 't begin, Het tweede zij al wiegt, Zoo! zoo! Zoo krijgt men er drie of vier, Zes of acht maakt goede sier, Maar weg is het plezier. De kleintjes worden groot, Ja, ja, daar moeten laarsjes zijn, Nu gevoelt de man den nood. De vrouw krijgt ook chagrijn; Werk maar! Van 's avonds laat tot 's morgens vroeg, Ik kan 't niet klaren zegt de man, Er is hier nooit genoeg. En is er nooit genoeg, Dat baart dan somtijds groot gekijf, En de man gaat naar de kroeg, Vindt daar zijn tijdverdrijf. [pagina 21] [p. 21] Nul nu! Zegt dan 't jonge vrouwtje niet? Och was ik maar nooit getrouwd, Wat heb ik een groot verdriet. En zijn de spijzen duur, Dan knort en mort en klaagt de vrouw, Ziet als de azijn zoo zuur, Wat zit zij in het nauw; Nou man! Het is te weinig, wat gij geeft, Maar zes gulden in de week, Niemand zoo zuinig leeft. Dus meisjes merkt het aan, Gij jongelieden ook er bij, Hebt gij nu mijn lied verstaan, Blijf dan tot vijftig vrij, Maar hij! Maar hij, die veel centen heeft, Treedt spoedig in het huwelijk; In 't paradijs hij leeft. Vorige Volgende