De lof van de koffie.
Wijze: Op, jagers van van Dam, naar 't veld, hurah!
Reeds lang zong men den lof der wijn,
Jeneverlof moest er ook zijn,
Ik zing den lof der koffieplant,
Al groeit zij niet in Nederland;
Toch zingen, toch zingen, toch zingen wij hurah!
Hurah, hurah, is de koffie nog niet klaar,
Hurah, hurah, hurah, enz.
| |
Gij, nectar der gezelligheid,
Aan u is thans mijn lied gewijd,
Bij welk geval het steeds moog zijn,
Vervangt de koffie ook den wijn;
Wij zingen, wij zingen, wij zingen toch hurah,
Hurah, hurah, is de koffie nog niet klaar,
Hurah, hurah, hurah, enz.
Ja gij, o edel koffienat,
Gij zijt het, die 't genot bevat,
Wat ware toch der vrouwen lot,
Zoo niet de lieve koffiepot
Kon streelen, kon streelen, kon streelen haren zin;
Hurah, hurah, is de koffie nog niet klaar,
Hurah, hurah, hurah, enz.
Geen liefde tusschen man en vrouw,
Of 't onheil in den huwelijkstrouw,
Was 't edel kopje koffie niet,
Tot leniging voor stil verdriet,
Als manlief, als manlief haar wachten liet.
Hurah, hurah, is de koffie nog niet klaar,
Hurah, hurah, hurah, enz.
Een ieder onzer stelt gewis
| |
Dat de koffie ons onmisbaar is,
Hurah, lang bloeit de koffieplant
En lang floreert de handelsstand,
Onmisbaar, onmisbaar alhier in Nederland,
Hurah, hurah, hurah, enz.
|
|