De Zeeuwsche minnezanger
(ca. 1870)–Anoniem Zeeuwsche minnezanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van Uitgezochte Liederen
[pagina 16]
| |
Niemand, die mij vermaak kan doen,
Als gij, dien ik bemin,
Waar ik mijn troost in vind.
Louise, ik hoor uw geklag,
Zoetlief ik zit gevangen,
Zoowel bij dag als nacht,
Zit ik onder bedwangen;
Ik geef u goeden raad,
Kleed u als man en wordt soldaat,
Dan gaan wij naar de Oost
Al met elkaâr getroost.
Zij ging blij naar 't werfhuis heen,
Om door de woeste baren
Met haar liefste wel te vreên,
Naar 't zwarte land te varen.
Zij kwamen in de Oost,
Hadden aan elkander troost,
Maar ziet daar kwam een dag,
Dien men met droefheid zag.
Zij vochten met kloeken moed
Vier uren tegen de zwarten,
Maar door hun grooten stoet,
Wordt elk benauwd om 't harte,
Louise kreeg een schot
In haar borst, wat droevig lot,
O ijselijk ongeluk
Dat hun nederdrukt.
Men bracht haar naar 't hospitaal,
| |
[pagina 17]
| |
Men ging haar wond verbinden,
Zij sprak den generaal,
Van haar en haar beminde,
Van haar vader wreed en straf,
Daar zij nu bewijs van gaf,
Daar zij uit liefde groot,
Was gekomen in deez' nood.
Wel, sprak toen de generaal,
Wanneer gij zijt genezen,
Zal Karel uw gemaal,
Dit zweer ik, eeuwig wezen,
Gij hebt dit wel verdiend,
Daarvoor moogt gij met uw vriend,
Over d' Oceaan,
Terstond naar Holland gaan.
|
|