Ysengrimus
(1997)–Anoniem Ysengrimus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| |
Reinaert en de wolvinVerlost van zijn wrede vijand ging Reinaert ondertussen op weg naar een afgelegen landstreek en betrad het gehate hol waar de machtige Isengrim sinds zijn vierenveertigste voorvader zijn leger had. In het hol trof hij de wolvenzoontjes van Isengrim aan en in een andere hoek lag de vermoeide vrouw des huizes te steunen. Toen sprak de bezoeker: ‘Wie denken jullie dat jullie vader is, wolfjes? Of waar is vader heen gegaan, zou ik willen weten? En wanneer komt hij terug of wanneer gaat hij weer weg? Vertel maar, jullie kunnen me vertrouwen. Vertel me de waarheid.’ De wolfjes antwoordden: ‘We willen niemand voor de gek houden. We worden Isengrims zonen genoemd en dat zijn we. Kijk, moeder ligt nog in bed omdat ze nog maar kort geleden van ons bevallen is en zoals u zelf ziet is ze nog zwak. Maar vader is erop uit gegaan om voedsel voor ons te zoeken. Morgenochtend komt hij terug, 's avonds gaat hij weer weg. Wie u ook bent, heer, als u onze vader iets te vertellen heeft staat dit hol voor u open. Ga zitten!’ Hun vijand antwoordde: ‘En het stond voor mij open. Ik dank jullie! Dat jullie me maar even snel leren kennen als ik wens! O, wat een geluk dat moeder jullie ter wereld heeft gebracht zodat het jullie trouwe geslacht niet meer aan nakomelingen ontbreekt! Jullie vader is bejaard en men verwacht dat hij niet lang meer heeft te leven. Dan worden jullie wat vader vroeger was. Toen ik hiernaartoe kwam wandelen, weenden het schaap en de bok omdat zwakte de oude binnenkort zal vellen. Daarom vraag ik jullie: herstel het verlies dat de begrafenis van jullie vader zal veroorzaken! In uiterlijk zijn jullie hetzelfde. Evenaar hem ook in karakter! Ik zal ze op het hart drukken niet droevig te klagen dat vader oud wordt, want hij heeft voor zijn dood gezegend kroost verwekt. De bok, het schaap en de gans | |
[pagina 159]
| |
zullen vrezen dat ik me vergis wanneer ik ze vertel dat jullie naar vaders wet zullen handelen. Ik bid die twijfelaars dat ze me niet kunnen verwijten dat ik jullie zonder reden heb geprezen.’ Daarop hief hij zijn poten op, schonk hen rijkelijk uit beide openingen en zei: ‘Hier hebben jullie je natje en je droogje!Ga naar eindnoot+ Smaakt het niet heerlijk? Lik het op, lieve neefjes, lik het op! Deze zoetigheid, die ik voor mijn eigen kinderen had bewaard, schenk ik jullie. Het staat me niet tegen om jullie een extraatje te geven. Jullie zijn immers de dierbare kinderen van mijn oom! Aanvaard in plaats van vaders dienst de mijne, hetgeen ik hem niet had mogen vragen als hij hier was geweest.’ Ze begonnen te huilen. Hun moeder kwam kijken en zodra ze erachter kwam wat de oorzaak van hun gehuil was, stoof ze ondanks haar zwakte op en rende naar buiten, maar de hoop om hem te achterhalen werd haar ontnomen toen ze zag dat haar vijand veel te ver op haar voorlag. Daarom zei ze: ‘Waarom wil je je zo stiekem uit de voeten maken, vriend? Je was mijn gast, maar je gedraagt je niet zoals het hoort! Op schandalige wijze heb je me je dankbaarheid voor mijn gastvrijheid onthouden en bent weggegaan! Je gastvrouw roept je terug! Zeg toch iets! Blijf nog even! Bedank me eerst, laat me je goedendag wensen voor je gaat en laat me je kussen ten teken van mijn genegenheid!’ ‘Mevrouw,’ smeekte de ander, ‘verleen me uitstel van betaling! Ik zal het wachten goedmaken door met rente terug te betalen. Ik ging naar buiten om te plassen, maar ik kom terug!’ En hij deed alsof hij terugging omdat hij de boze wolvin met een list mee wilde lokken. ‘Ik ben me er niet van bewust,’ zei hij, ‘dat ik een zonde heb begaan waarvoor men de deur voor mij zou moeten sluiten. Wie wel schuldbewust is, moet bang zijn.’ Ze haastte zich naar binnen en verstopte zich listig achter de deur nadat ze eerst haar kinderen dieper in het huis had ondergebracht, want ze dacht dat ze vanuit haar hinderlaag eerder bij de deur zou zijn dan Reinaert als hij naar binnen kwam en naar hun ligplaats zou gaan. | |
[pagina 160]
| |
De vijand, die had voorzien dat dat zou kunnen gebeuren, deed net alsof hij naar binnen ging door op de drempel te trappen, maar liep weer terug. Daarna bekogelde de aanrander de burchtvrouw met modder en stenen. Wrok maakte het haar onmogelijk haar list te verbergen en woedend stoof ze naar buiten. Ze had hem makkelijk kunnen grijpen als hij op haar achtervolging had willen wachten en als ze harder had gerend zou ze hem zo hebben ingehaald, maar zijn burcht, waar ze naartoe renden, was niet ver weg. Een hoge rots reikte met zijn piek naar de hemel, even ver als een kiezelsteen vliegt die met een kleine slinger wordt weggeworpen. Aan de ene kant van de rots klonk fluisterend het zachte geklater van een glinsterend beekje dat zich kronkelend tussen stenen door slingerde die het vergeefs tegenhielden. Aan de andere kant een allerlieflijkste vallei die een ware bloemenweelde tentoonspreidde; met recht noemde Lente dat zijn woning. Aan de voorzijde lag een pad zonder één enkele bocht. Aan de achterzijde weerklonk een bos van talloze zingende vogels. De burcht was via twee ingangen toegankelijk, maar wat groter was dan een drachtige vos kon er niet naar binnen. Had men de drempel genomen, dan leidde een vlak pad de voeten eerst ongehinderd zeven el verder. Voor wie nog verder naar binnen wilde gaan bood aan beide zijden een wenteltrap van dertig treden toegang. Middenin de burcht lag de woonkamer, die even groot was als een oven en nog ronder dan een eierschaal. Binnen geurden welriekende kruiden met diverse aroma's en matten van ineengevlochten bladeren vormden een bed. Met hoge snelheid stoven achtervolgde en achtervolger daarheen. Híj vloog lichtvoetig door de deur van het hol; zíj zat hem op de hielen, dook halsoverkop het veel te nauwe gat in, bleef vastzitten en kon niet meer voor- of achteruit. Net zomin als ze terugkon naar het brede gedeelte, kon ze verder door het nauwe gedeelte. Zo houdt een dichtgeslagen deur een gevangen hond | |
[pagina 161]
| |
klemvast en zo blijft een wig zitten die de stam nog niet helemaal heeft gespleten omdat de hamer niet meer meewerkt. In de hoop op een bescheiden winst stort men zich in de grootste verliezen wanneer men zonder listige voorzorgsmaatregelen onzinnige verlangens overijld wil verwezenlijken. Wanneer een dwaas zijn vijand op goed geluk aanvalt, levert hij zich aan zijn vijand over. Wat je ook begeert, probeer het niet ten koste van alles te krijgen. Je kunt beter verliezen wat je najaagt dan jezelf en wat je hebt verworven. Wat er ook op het spel staat, het is goed om je hoofd erbij te houden. Wat een dwaas met veel moeite heeft bemachtigd laat hij glippen, terwijl een wijs man hetzelfde zonder enige moeite verkrijgt. Een dwaas en een slimmerik zijn niet aan elkaar gewaagd, want een slimme rakker brengt een onnozele hals in de grootste ellende. Wanneer een dwaas door een slimmerik wordt meegelokt en in de val loopt, zijn de kansen niet gelijk tussen de spelers verdeeld. Toen Reinaert zag dat de vastgeklemde wolvin zich met geen mogelijkheid kon bevrijden, sprong hij door de andere ingang naar buiten. Met weinig medelijden voor de uiterst benarde positie waarin ze verkeerde, slingerde hij het arme schepsel smadelijke beledigingen naar het hoofd, sprong om haar heen en uitte zijn vreugde met gebaren zodat het verdriet van de vastzittende wolvin nog groter werd. En zonder zich veel aan te trekken van het huwelijksbed van zijn oom, besprong de boosaardige echtbreker de onbeweeglijke dame. ‘Als ik het niet doe, doet een ander het wel!’ zei hij. ‘Daarom is het beter dat ik het doe dan dat een willekeurige vreemdeling het stiekem doet. Als een vreemdeling minder liefde heeft te geven dan een verwant sta ik je het meest na, zowel wat familiebanden als wat trouw betreft. Laat mijn toewijding blijken uit mijn dienstbaarheid! Zolang ik leef wil ik niet dat iemand het waagt mijn oom de horens op te zetten! Maar mevrouw, ga mijn huis toch binnen! Waarom blijf je hier rondhangen alsof je bent vastgebonden? Hier zal je de goede manieren van een attente gastheer leren kennen!’ | |
[pagina 162]
| |
Ze had wel zin in het spel en zei: ‘Reinaert, je bent nog hoffelijker dan iedereen zegt. Als je kracht even groot was als je inzet zouden de dames je als een goede dienaar beschouwen. Als de deur iets breder was, had je er nauwelijks bij me op aan hoeven dringen je huis te betreden!’ De geschiedenis vermeldt dat ze deze spelletjes wel leuk vond en dat de echtbreker zijn oom de horens opzette. Zo speelde Reinaert het liefdesspel en toonde zijn vreugde, maar de arme monnik speelde een spel met een droevige afloop. |
|