[YANG 166 - december 1994]
Woord Vooraf
Op 14 september 1994 ontving de redactie het bericht dat de subsidies van de Vlaamse Gemeenschap voor het volgende jaar met 5% verminderd worden. In 1994 kregen we nog een half miljoen, nu moeten we het met 25.000 BF minder doen. Het overblijvende geld zullen we gebruiken om in 1995 een mooi en degelijk tijdschrift te maken, zoals we dat de afgelopen twee jaar hebben gedaan. Het is alleen een beetje wrang dat in de brief van de Gemeenschap geen enkele motivering stond voor de verlaging, terwijl we in het dossier nochtans uitdrukkelijk gepleit hadden om onze financiële middelen op de hoogte te brengen van die van vergelijkbare literaire bladen. In tegenstelling tot Yang zijn die er de laatste jaren financieel wel degelijk op vooruitgegaan. Maar blijkbaar is dit de manier om ons te honoreren voor de pogingen om Yang waar nodig was te vernieuwen en de kwaliteit te verhogen.
Genoeg geklaagd nu, de hand weer aan de ploeg geslagen, we gaan gewoon door. We zijn er halsstarrig van overtuigd dat Yang het eeuwige leven verdient en nemen alvast een stevige optie op het jaar 1995. De redactionele structuur is vanaf volgend nummer enigszins gewijzigd, maar vorm, inhoud en opzet van het blad blijven dezelfde. Dat er voor de distributie niet veel meer overblijft, is natuurlijk wél een levensgroot probleem, waarvoor op termijn een oplossing gevonden moet worden. Anders is er in de Vlaamse Gemeenschap straks nog wel een Yang, maar zullen de lezers hun exemplaar persoonlijk moeten komen afhalen.
Wij hebben met dit ‘Woord vooraf’ de lezers willen geruststellen. Of de literatuur in dit nummer even geruststellend is, durven we echter betwijfelen. Arno Schmidt, Friederike Mayröcker en Thomas Bernhard staan sowieso al bekend als literaire oproerkraaiers. Met zijn allen in één tijdschrift, krijg je een explosief mengsel. Maar ook dat is een goede traditie waar we trouw aan blijven.
De redactie